You can edit almost every page by Creating an account. Otherwise, see the FAQ.

Amerikaanse presidenten en de staat Israël

Uit EverybodyWiki Bios & Wiki
Ga naar:navigatie, zoeken


Vanaf het begin van de 20e eeuw hebben Amerikaanse presidenten tijdens hun leven hun steun gegeven aan “het Zionistisch project” in Palestina. Te beginnen met Truman hebben zij het resultaat van het moderne zionisme, de staat Israël, min of meer enthousiast gesteund.

Op weg naar de stichting van de staat Israël[bewerken]

William McKinley[bewerken]

William McKinley was president van 1897-1901. In november 1900 had de regering van het Ottomaanse Rijk bepaald dat Joden nog slechts 3 maanden achtereen het land (Palestina) mochten bezoeken. Dit was voor Theodor Herzl reden om Amerikaanse Joden te schrijven leden van senaat en congres en president Mc. Kinley te vragen alles te doen wat in hun macht lag om deze discriminatie (niet-Joodse VS-burgers werden niet getroffen door deze maatregel) te doen beëindigen. Toen de Amerikaanse ambassadeur voorjaar 1901 zijn beklag deed, antwoordde de Turkse Verheven Porte dat individuele Joodse bezoekers niet het probleem waren, maar groepen Joodse kolonisten.[1] Immigratie van zionistische Joden, landaankoop en opbouw van de eerste kibboetsen in Palestina gebeurde sinds ruim 20 jaar en Palestijnse notabelen hadden in 1895 Istanboel hun verontrusting hierover uitgesproken.[2] Deze maatregel was uiteraard nadelig voor de realisering van het zionistisch ideaal.

Theodore Roosevelt[bewerken]

Theodore Roosevelt (1901-1909) volgde zijn vermoorde voorganger op. Hij had tijdens zijn presidentschap oog voor de problemen van Joden in Noord-Afrika. En toen 49 Joden omkwamen bij een pogrom in Kishinev in Rusland schreef hij in 1903 een brief aan de tsaar, waarin hij deze een ernstig verwijt daarover maakte.

Na zijn presidentschap[bewerken]

Na zijn presidentschap schreef hij in 1918 (een jaar na de Britse Balfourverklaring ) dat het volgens hem volkomen juist leek om een zionistische staat rond Jeruzalem te stichten. In een andere brief stelde hij dat er geen vrede kan komen als de Armeniërs en de Arabieren geen onafhankelijkheid krijgen en de Joden geen controle krijgen over Palestina.[3]

Woodrow Wilson[bewerken]

Woodrow Wilson (1913-1921) zond in 1920 een onderzoekscommissie o.l.v. Herbert Churchill King en Charles Crane naar Palestina om een onderzoek te doen naar de mening van de daar woonachtige Palestijns-Arabische bevolking over wie volgens deze het mandaat van de Volkenbond moest krijgen. De King-Crane commissie reisde het land door en kwam tot de bevinding dat de meerderheid van de Arabische bevolking tegen de Balfourverklaring was en dat men graag wilde dat de VS het mandaat kreeg en niet de Britten. Dat ook de Bedoeïenen in de woestijn deze mening deelden: laat de VS voor ons doen wat zij voor de Filippijnen hebben gedaan! De Britten immers wilden het land aan de Joden geven als een nationaal tehuis en de bevolking zag reeds hoe eerstgenoemden de zionistische zaak in hun land aan het bevorderen waren.[4]. President Wilson zag het rapport van de commissie en zijn aanbevelingen nooit. Hij werd spoedig ziek en kon niet meer functioneren als president. Het rapport verdween in een la en werd jaren later door een krant gepubliceerd.[5]

Warren G. Harding[bewerken]

Warren G. Harding (1921-1923) tekende op 21 september 1922 een gemeenschappelijke resolutie van beide huizen van het Amerikaans Congres (House Resolution 360) die uitdrukking gaf aan hun goedkeuring van het Britse mandaat mbt Palestina en de bedoeling om daar een Joods thuisland (homeland) in te vestigen, waarin godsdienstvrijheid zou heersen. De Arabische (Palestijnse) inwoners konden kiezen Joods gezag te aanvaarden en te blijven of als zij dat niet wilden zich elders in Arabisch gebied te vestigen. Harding benoemde enkele Joden in zijn adviesraad. [6] In de resolutie staat o.a.: Het land dat we kennen als Palestina, werd vanaf het begin van de geschiedenis tot de Romeinse tijd door de Joden bevolkt. Het is het voorouderlijke thuisland van het Joodse volk.[7]

Calvin Coolidge[bewerken]

Zijn opvolger Calvin Coolidge (1923-1929) kreeg op 15 april 1924 bezoek van rabbijn Abraham Jitschak Kook , die toen Ashkenazisch opperrabbijn in Palestina was. Hij stond aan het hoofd van een delegatie van rabbijnen die vanaf maart van dat jaar maandenlang de VS aandeed om fondsen in te zamelen voor Talmoedscholen (Yeshivot). Hij dankte de president voor de Amerikaanse steun voor de Balfour-verklaring en zei dat de terugkeer van het Joodse volk naar hun oude land niet alleen goed zou zijn voor het Joodse volk, maar zelfs voor de hele mensheid. Coolidge antwoordde dat de Amerikaanse regering verheugd zou zijn de Joden bij te staan wanneer dat ook maar mogelijk was.[8]

Herbert Hoover[bewerken]

Herbert Hoover (1929-1933) handhaafde een isolationistisch standpunt tijdens de Palestijnse pogroms van 1929, de eerste ernstige crisis in het buitenlands beleid van zijn presidentschap. Hij kwam niet tussenbeide om het Palestijnse Jodendom te beschermen, noch zette hij de Britten onder druk om dat te doen. Hij bleef wel "standvastig in zijn steun voor de opbouw van zionistisch-Joods Palestina". In 1928 had Hoover het werk van de zionistische kolonisten bij het transformeren van Palestina, geprezen dat, naar zijn woorden, "eeuwenlang verlaten en verwaarloosd" was gebleven. Als president stuurde hij steunbetuigingen naar de Zionist Organization of America en naar het American Palestine Committee, een christelijk-zionistische organisatie, toen deze werd opgericht.[9]

Na zijn presidentschap[bewerken]

Hij had op een bepaalde manier oog voor het lot van de Palestijnen en in december 1945 legde hij een plan dat hij voor Palestina had bedacht voor aan de Anglo-American Committee of Inquiry on Palestine[10] Hoover stelde dat zijn plan voordelig zou zijn voor zowel de Joden als de Arabieren. Het zou een oplossing bieden voor “de Palestijnse kwestie” en de mogelijkheden zeer vergroten van Palestina als toevluchtsoord voor Joden. Zijn voorstel kwam hierop neer: de Arabische bevolking van Palestina zou worden verhuisd naar Irak met de impliciete aanname dat deze transfer vrijwillig zou zijn. De commissie was het ermee eens dat het plan nauwkeurige bestudering verdiende. In 1949 kreeg het Hoover-plan, met het ontstaan van het probleem van honderdduizenden Palestijnse vluchtelingen, voor hem bijzondere urgentie. Hoover schreef het Witte Huis dat de vluchtelingen “in een deplorabele situatie verkeren” en in Irak zouden kunnen worden opgenomen. Zijn Irak-plan zou de definitieve oplossing betekenen voor deze ongelukkige mensen, zo meende hij, en het zou de economie van dat land versterken[11] De Amerikaanse regering nam het plan niet over.

Franklin D. Roosevelt[bewerken]

President van 1933 tot zijn dood op 12 april 1945. Deze president die tijdens zijn 4e termijn (!) stierf, had te maken met de grote economische crisis die begon met de Beurskrach (1929), die hij te lijf ging met zijn New Deal. Vanaf 7 december 1941 met de Tweede Wereldoorlog, toen de VS Japan de oorlog verklaarde.

Joodse vluchtelingen[bewerken]

Nadat in 1933 de nazi's in Duitsland aan de macht gekomen waren liet hun antisemitisme zich al spoedig voelen. Joden werden zwaar gediscrimineerd en bedreigd. In 1938 was de Kristallnacht . Vele duizenden Joden vluchtten naar het buitenland. B.v. de familie van Anne Frank , die naar Nederland vluchtte en toen daar ook het nazi-gevaar naderde, wisten sommigen van hen visa's voor de VS te krijgen en te emigreren. Vader Otto Frank en de zijnen echter zagen door de vele administratieve moeilijkheden de kans om naar de VS resp. Cuba te vluchten tot nul gereduceerd. Tenslotte zag hij alleen nog de onderduik in Amsterdam als laatste redmiddel voor zijn gezin.

Voor juli 1938 riep Roosevelt de Evian-conferentie bijeen om over het vluchtelingenprobleem te overleggen. 67% van de Amerikaanse bevolking was gekant tegen het toelaten van "politieke vluchtelingen". De antisemitische super-furie van de nazi's (1933-1945 en eigenlijk al daarvoor) was voor de VS nooit reden haar restrictieve immigratiebeleid te herzien . Roosevelt drong daar ook niet op aan bij het Congres. Het enige wat hij deed was het samenvoegen van de quota voor Duitsers en Oostenrijkers. De aantallen immigranten werden namelijk gebaseerd op het aantal van hun landgenoten dat al in de VS woonde. Uiteindelijk wisten 102.200 joden de VS te bereiken en 55.000 Palestina [12][13].

Roosevelt stelde bemoeienis met Palestina en de vorming van een Jewish National Home daar uit totdat er vredesbesprekingen zouden komen aan het eind van de oorlog. De Zionistische beweging was echter niet van plan die tijd werkeloos toe te zien. Zij besloot hard aan het werk te gaan. Juist in de Verenigde Staten, die opkomende veelbelovende macht. Amerikaanse zionistische organisaties namen het initiatief. Zij bundelden hun krachten, na de nodige discussies, en vormden de American Zionist Emergency Council (AZEC)[14].

Met de leden van het World Zionist Organization, die van 9 tot 11 mei 1942 in de VS waren, o.a. David Ben Goerion en Chaim Weizmann belegde AZEC in het Biltmore Hotel in de stad New York (city) een conferentie om een actieplan op te stellen. Uitgangspunten waren: de veroordeling van het Britse White Paper van 1939; Palestina wordt een Joodse staat (commonwealth); onbeperkte immigratie en vestiging van Joden in het land onder de leiding van het Jewish Agency for Palestine (lees: WZO), zodat de Joden zo spoedig mogelijk de meerderheid van de bevolking zouden vormen. Dit plan werd het actieprogramma voor de zionistische beweging, met uitzondering van de zionistische revisionisten, een militante minderheid.

Toen het was aangenomen bracht men naar voren dat het dan ook in de openbaarheid gebracht moest worden. Daar waren het American Jewish Committee en de Jewish Labor Committee - twee niet-Zionistische groepen – het niet mee eens en zij verlieten de conferentie. Morris D. Waldman, de executive vice-president of the American Jewish Committee, getuigde later: "President Roosevelt en het State Department overtuigden ons dat een resolutie op de conferentie die een Joodse staat (commonwealth) behelsde waarschijnlijk de vijandigheid van de Arabische wereld tegenover de Geallieerden zou oproepen en die cruciale regio zo in de schoot van de nazi's zou werpen.

Op 11 Juni 1943, had onderminister van Buitenlandse Zaken Sumner Welles Dr. Chaim Weizmann, president of the Jewish Agency for Palestine, vergezeld naar het Witte Huis voor een bijeenkomst met president Roosevelt. De president merkte terloops op dat premier Churchill en hij hadden besloten een representatieve groep Joden en Arabieren uit te nodigen om met hen te overleggen in een poging tot wederzijds begrip te komen over de toekomst van Palestina.

Aangezien ook de president leek in te stemmen, adviseerde Welles hem om een persoonlijke afgezant te sturen naar koning Ibn Saud van Saoedi-Arabië, een man die door het Witte Huis en het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt beschouwd als de belangrijkste politieke persoonlijkheid in de Arabische wereld. Ze kozen toen Luitenant Kolonel Harold B. Hoskins van het Amerikaanse leger, "een …Arabist en expert van het Arabisch-Joodse probleem”. Zijn rapport was heel ongunstig voor de zionistische zaak en onderschreef het Arabische standpunt met betrekking tot de kwestie Palestina. In feite diende het Hoskins-rapport als ontwerp voor de belangrijkste kenmerken van het Palestijnse beleid van het State Department: het stelde een tekst voor voor een gezamenlijke verklaring om de publieke discussie over het Palestijnse probleem en de rechtvaardiging ervan voor de duur van de oorlog te ontmoedigen. Als een militaire maatregel en als verzekering aan de Arabische wereld dat er geen fundamentele verandering in de status van Palestina zou plaatsvinden zonder voorafgaand en volledig overleg met alle betrokkenen, inclusief Arabieren en Joden; de volledige scheiding tussen de Amerikaanse "totale hulp voor vervolgde Joden in Europa" en "het uiterst controversiële voorstel om een Joodse politieke staat in Palestina te vestigen"; en, tot slot, een naoorlogse oplossing van de Palestijnse kwestie die Palestina zou moeten veranderen in een binationale staat binnen een “Levant-Federatie”, waarbij de Heilige Plaatsen een enclave zouden vormen die werd gecontroleerd door de Verenigde Naties, en 'de overdracht van een bepaald gebied anders dan Palestina voor een Joodse staat, mogelijk in het noorden van Cirenaica [een deel van Libië] dat nu vrijwel onbewoond is. " Het ministerie van Buitenlandse Zaken achtte het Hoskins-document zo belangrijk dat secretaris Hull hem in een persoonlijke nota aan de president van 7 mei 1943 aanspoorde om in ieder geval de bijgevoegde "samenvatting" te bestuderen.

Hoskins diende zijn officiële rapport op 3 augustus in bij het State Department. Wat betreft de primaire vraag, het antwoord van koning Ibn Saud was een "duidelijke en categorische weigering"[15]. Zo bedacht Roosevelt, met al zijn joodse contacten en het feit dat vele Joden op hem hadden gestemd, zich m.b.t. de zionistische plannen met Palestina[16].

Overigens had het Amerikaanse congres, bij meerderheid van elk van beide partijen, in 1944 de Wagner-Taft-resolutie aangenomen, die uitdrukking gaf aan de wil om de Balfour-verklaring te implementeren door het realiseren van een Joods Thuisland. Deze beloften werden herhaald door de Conventies van deze partijen in hetzelfde jaar. En de Arabieren? Die zouden snel over hun ongelukkig gevoel hierover heen stappen en inzien dat dit het beste was. En zo niet, jammer dan...[17].

De stichting van de staat Israël[bewerken]

Harry Truman[bewerken]

Nadat David Ben Goerion op 14 mei 1948 de staat Israël had uitgeroepen was Harry Truman (1945 tot 1953) het eerste staatshoofd dat de jonge staat "de facto" (als politiek feit) erkende ( met op de tweede plaats Jozef Stalin , secretaris-generaal van de Communistische Partij van de Sovjet Unie die dit "de iure" deed (als politiek en juridisch feit). Truman ging hiermee in tegen de adviezen van zijn adviseurs en George C. Marshall, zijn minister van Buitenlandse Zaken in (bekend van het naar hem genoemde economisch reddingsplan voor Europese bondgenoten na de Tweede Wereldoorlog ). Over de jonge staat zei hij:Ik geloof dat zij een glorieuze toekomst voor zich heeft – als een soevereine natie, ja, maar meer nog, als een belichaming van de grote idealen van onze beschaving.[18]

Vanaf 7 december 1947 tot deze dag had zich een hechte band ontwikkeld tussen Truman en Chaim Weizmann (belangrijke vertegenwoordiger van het World Zionist Congress). De gelovige Jood Weizmann had de juiste snaar weten te raken bij de gelovige Baptist (die zich met Cyrus identificeerde). Hij had hem de Zionistische visie voorgelegd: wij joden hebben de keuze: of een eigen staat of uitroeïng[19].

Truman zou eerder een belangrijke rol gespeeld hebben[20] bij het aan een meerderheid helpen van VN-Resolutie 181 van 29 november 1947 mbt de verdeling van Palestina in een Joodse en een Arabische staat. Samen met Amerikaanse senatoren zou hij 12 Latijns Amerikaanse landen over de streep hebben gehaald. Eerste president van Israël geworden feliciteerde Chaim Weizmann hem in elk geval op 3 november 1948 tgv zijn verkiezing tot president uitvoerig en vol lof voor zijn inzet in de struggle om de wording van zijn land.[21]. Volgens Merkley ontkende hij in zijn memoires dat hij druk uitgeoefend had op kleinere landen, anderzijds ontkende hij het niet wanneer hij er in de aanloop naar de verkiezingen in het openbaar voor werd geprezen[22].

Na de aanname van de resolutie – er waren onlusten door ontstaan in Palestina – slaagden de “striped pants boys” (lett. “jongens in streepjespakken” in de woorden van Truman) van het State Department erin hem te overtuigen geen wapenzendingen te sturen naar de Jisjoev. Weer enige tijd later, daags nadat Truman Chaim Weizman nota bene nog zijn commitment had betuigd met de aangenomen resolutie, moest hij uit de krant vernemen dat de Amerikaanse ambassadeur bij de VN had aangekondigd dat de VS het verdelings-plan had verlaten en nu aandrong op VN-bestuur (“trusteeship”) voor Palestina. Truman beklaagde zich in zijn dagboek dat hij nu voor leugenaar en draaikont kon worden weggezet. “Isn’t that hell?!” “Ik heb me in heel mijn leven nog nooit zo kl..e gevoeld!” Op 25 maart 1948 probeerde hij in een verklaring beide posities te verenigen: heel misschien was het wel een goed idee zo’n “UN-trusteeship for Palestine”, maar híj was nog steeds voor het verdelingsplan!

“Deze ongelukkige ommezwaai”, volgens John F. Kennedy , op dat moment een 31-jarig “first term” rooms katholiek congreslid uit Boston, was voor hem reden om tijdens een rede voor Joodse veteranen van de staat Massachusetts in het Ritz-Carlton Hotel aldaar openlijk te vragen om een verklaring van de kant van de president. Welke gewichtige reden heeft u voor deze ommezwaai?[23].

Bij de Verenigde Naties waren ook twijfels gerezen of dit partitieplan wel zo’n goed plan was geweest. Men stelde Zweedse graaf Folke Bernadotte aan als bemiddelaar met de bedoeling om het plan aanzienlijk aan te passen. Het State Department (Marshall) was voor het door hem herziene plan, Israël tegen. Op 17 september 1948 werd Bernadotte door Israëlische terroristen vermoord. Van zijn plan kwam niets. Truman had zich niet openlijk tegen Marshall gekeerd, liet wel tijdens een verkiezingsspeech weten dat hij het Bernadotte-plan niet zag zitten. Volgens hem moest Israël ‘’groot genoeg, vrij genoeg en sterk genoeg zijn” [24].

Het State Department daarentegen wilde dat Israël veroverd gebied teruggaf en vluchtelingen terugnam. Truman drukte wel zijn ongenoegen uit over Israël’s houding mbt de honderdduizenden Palestijnse vluchtelingen, maar liet het daarbij. Hij handhaafde het wapenembargo, maar hij erkende de staat Israël nu ook de iure. Nadat James Mc Donald, een christelijke zionist, als de eerste vertegenwoordiger van de VS bij de staat Israël was aangesteld werd Abba Eban Israël’s eerste ambassadeur bij de VS (sept. 1950). In mei 1951 bezocht Ben Goerion de VS en Truman gunde hem een subsidie van 150 miljoen dollar[25].

Chaim Weizmann had juist gezien: Truman zou de weerstand van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie weerstaan[26].

Na de stichting van de staat Israël[bewerken]

Dwight Eisenhower[bewerken]

De opvolger van Truman (1953 tot 1961) was geschokt door de Shoah, maar zei dat hij de oprichting van Israël niet zou hebben gesteund als hij president was geweest in 1948. Maar nu de staat eenmaal was gevestigd, steunde hij deze. Tijdens de ambtsperiode van Eisenhower hebben een paar incidenten de relatie tussen de VS en Israël onder druk gezet: het Israëlische irrigatieproject van de Jordaan, het bloedbad in Qibya en de Suezoorlog. Geleidelijk aan werd de relatie diplomatiek vriendelijk.[27] Eisenhower was het niet eens met het Israëlische project om Jordaanwater af te voeren naar Israël. Er was een begin van voornemen om financiële hulp voor dat land in te houden (zonder dat de buitenwereld dat zou weten). Uitgerekend toen kwam medio oktober 1953 het door een Israëlische eenheid 101 (olv Ariel Sharon) aangerichte bloedbad in het Palestijnse Qibya (waarbij 60/69 inwoners vermoord werden). Dit was bedoeld als represaille voor de moord op twee inwoners van het Joodse plaatsje Jehud. Het maakte Eisenhowers ongenoegen compleet. Drie jaar later was er de Suezcrisis van 1956: Eisenhower maakt een eind aan het laatkoloniale avontuur van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Israël van wie de legers in Egypte waren doorgedrongen. Hij dwong Israël de Sinai te verlaten. De Qibya-crisis was voor vrienden van Israël in de VS en in Israël reden om Israël in de VS te gaan verdedigen. De Israël-lobby (die we nu kennen onder de naam AIPAC) ontstond.[28] De regering Eisenhower verdacht deze eerste lobby-club ervan dat ze betaald werd door Israël en wilde dat niet. Daarop kreeg de groep contributie betalende leden.[29]

John F. Kennedy[bewerken]

Kennedy was president van 1961 tot hij in Dallas vermoord werd op 22 november 1963.

Congreslid[bewerken]

Op 4 april 1948 sprak hij, jong congreslid voor Massachusetts, met de Joodse Oorlogsveteranen van deze staat en veroordeelde Truman’s/State Departments "ongelukkige ommekeer... van ons beleid ten aanzien van Palestina" als "een van de meest ontmoedigende aspecten van het recente Amerikaanse buitenlandse beleid". Hij herinnerde zijn toehoorders eraan dat "sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog de opeenvolgende presidenten en het congres de plechtige belofte van de Balfour-verklaring hebben 'herbevestigd'" en "uitleg van de administratie" eisten met betrekking tot de "plotselinge omkering van ons standpunt ten aanzien van de opdeling van Palestina. " Misschien, voegde hij eraan toe, is er voldoende reden voor de ommekeer mbt Palestina. "Als dat zo is," benadrukte hij, "hebben we het recht om te weten wat die reden is.".[30]

President[bewerken]

Hij maakte het voor Israël in 1962 mogelijk om Hawk Anti-Aircraft-missiles te kopen. In het telegram van het State Department valt mbt daarmee te lezen: ”Met het oog op de opbouw in de regio van offensieve luchtbewapening en raketsystemen voelen we ons gedwongen om positief te reageren op de vraag van Israël om defensieve korte-afstands Ground-to-air interceptor-raketsystemen te kunnen kopen.[31] Nadat Israel het jaren verborgen had gehouden kreeg hij lucht van Israëlische nucleaire activiteiten bij Dimona (Israël) in de Negev. Uit vrijgegeven documenten blijkt dat president John Kennedy de Israëlische premier Levi Eshkol in 1963 een ernstige waarschuwing gaf dat de steun van de VS voor het jonge land 'ernstig in gevaar zou komen' als Israël de door hem gevraagde periodieke inspecties van de kernreactor van Israël niet zou toestaan. Hij stond op halfjaarlijkse Amerikaanse inspecties. Hij was woedend, want in de Koude Oorlog met twee nucleaire supermachten tegenover elkaar, hechtte hij zeer aan non-proliferatie. De afspraken die daarna met de Israëliërs werden gemaakt waren echter dermate zwak dat van echte inspecties feitelijk geen sprake was. De Amerikaanse inspecteurs hadden uiteindelijk dan ook alleen vermoedens.[32][33].

Lyndon B. Johnson[bewerken]

President van 1963 tot 1969 hechtte niet zo’n belang aan dit nucleaire dossier. Johnson[34] nam het stokje van Frankrijk over als de grote buitenlandse wapenleverancier van Israël. In 1964 gaf hij $52 miljoen aan civiele hulp, Skyhawkvliegtuigen en Pattontanks en overig militair materieel. Deze wapens zouden in 1967 verschil maken tijdens de Zesdaagse Oorlog, bijvoorbeeld bij de eerste verrassingsaanval die de Egyptische luchtmacht uitschakelde. Vanaf dat jaar tot op heden zouden de VS deze rol van geldschieter en wapenleverancier aan Israël meer en meer spelen. Hij was overigens woedend geweest toen hem het bericht bereikt had dat Israël zijn toevlucht had genomen tot oorlog (in 1967). Hij zou deze beslissing heel zijn leven als een grote fout blijven beschouwen. Tijdens de Zesdaagse Oorlog vond op 8 juni 1967 het USS Liberty-incident plaats waarbij Israël het Amerikaanse marineschip USS Liberty aanviel, dat in internationale wateren ten noorden van de Sinaï bij de plaats El Arish lag. Op de vierde dag van de Zesdaagse Oorlog kreeg het schip aanvallen te verduren van de Israëlische luchtmacht en marine, waarbij het schip bijna tot zinken werd gebracht en een groot deel van de bemanning om het leven kwam (34) of gewond raakte (171).[1] Tijdens de aanvallen van de Israëlische luchtmacht, lukte het de bemanning van de USS Liberty een zeer grote Amerikaanse vlag op het dek te plaatsen; de aanvallen werden echter niet gestaakt.

Richard Nixon[bewerken]

Was president van 1969 totdat hij werd afgezet (“impeached”) in 1974. In 1973 viel – op de joodse feestdag Jom Kipoer - het Egyptische leger bij verrassing het Israëlische leger bij het Suez-kanaal aan en dreef dit een eind terug de Sinaï-woestijn in: de Jom Kipoeroorlog . Nixon schoot het via een grote luchtbrug te hulp met grote wapenzendingen.[35] Hier waren 567 US Airforce airlifts, daarnaast El Al –vluchten en zendingen over zee voor nodig.[36] In de jaren 1974-1975 was het de Amerikaanse gezant Henry Kissinger die bemiddelde tussen Israël en Egypte. Door de pers die hem volgde op zijn reizen tussen de diverse hoofdsteden werd dit “shuttle diplomacy” genoemd. Zijn bemiddeling betrof de troepenscheiding tussen resp. de legers van Israël en Egypte (op het Sinai-schiereiland) en de legers van Israël en Syrië (op de Hoogvlakte van Golan.[37]

Gerald Ford[bewerken]

President van 1974 tot 1977. Ford hield Kissinger aan als bemiddelaar. De Arabische vertegenwoordigers kondigden op hun bijeenkomst op 28 oktober 1974 een resolutie aan waarin de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) werd erkend als de enige vertegenwoordiger van het Palestijnse volk en haar recht bevestigd werd "om een onafhankelijke nationale autoriteit op te richten over het hele gebied dat door deze organisatie bevrijd zou zijn." Ondanks eerdere Jordaanse inspanningen gedurende het jaar om de Israëli's te betrekken bij onderhandelingen over de Westelijke Jordaanoever en Jeruzalem, dwong deze resolutie koning Hoessein om zich bij toekomstige onderhandelingen met Israël over de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem deze aan de PLO over te laten.

Omdat Jordanië niet langer in staat was om bij de Verenigde Staten aan te dringen op onderhandelingen met Israël, en Israël niet bereid was om met de PLO te praten, overtuigde Sadat president Ford en Kissinger ervan dat ze in 1975 moesten aandringen op een tweede overeenkomst tussen Israël en Egypte over de Sinaï. In tegenstelling tot Sinaï I bleken de onderhandelingen over deze tweede overeenkomst echter veel uitdagender en duurden ze enkele maanden. Na eerste besprekingen met de Egyptenaren en Israëli's concludeerde Ford dat de Israëli's niet zo meewerkend waren als Egypte, en in maart riep hij op tot een herbeoordeling van het Amerikaanse beleid ten aanzien van Israël. Dit leidde tot verontwaardiging in de Amerikaanse senaat en Ford trok zich terug tijdens de vroege zomer. Uiteindelijk was er in augustus een akkoord in zicht, en Kissinger voltooide de tweede Egyptisch-Israëlische terugtrekkingsovereenkomst, bekend als de Sinai Interim Agreement of Sinai II, die Egypte en Israël op 4 september ondertekenden. Deze overeenkomst leidde tot de terugtrekking van de Israëlische strijdkrachten verder naar het oosten in de Sinaï en de vorming van een VN-bufferzone in hun plaats. Met de overeenkomst committeerde de VS zich ook financiële middelen aan te wenden voor de oprichting van drie bemande stations en drie onbemande elektronische sensorvelden in de Sinaï.[38]

Citaat:A strong Israel is essential to a stable peace in the Middle East. Our commitment to Israel will meet the test of American stead[fastness], fairness, and resolve.[39]

Jimmy Carter[bewerken]

Tijdens zijn ambtstermijn (1977 tot 1981) kwam er vrede tot stand tussen Israël en Egypte. Anwar Sadat schreef geschiedenis toen hij in november 1977 de Knesset (het Israëlische parlement) toesprak, om Israël vrede aan te bieden. Op 17 september 1978 tekenden Likoed-premier Begin namens Israël en president Sadat namens Egypte de Camp David akkoorden in zijn bijzijn.[40] Met deze vredesovereenkomst erkende Egypte het bestaansrecht van Israël en werd de Sinaï, die Israël sinds 1967 bezet hield, aan Egypte teruggegeven. Het akkoord werd Sadat door andere Arabische landen niet in dank afgenomen. Egypte werd door de Arabische Liga tijdelijk geschorst. Sadat moest het met zijn leven bekopen: in 1981 werd hij tijdens een militaire parade in Caïro doodgeschoten.[41] Sadat had de Arabische eenheid doorbroken. Volgens de akkoorden zou over autonomie voor de Palestijnen worden onderhandeld. Dat deel van de akkoorden raakte uit zicht. Het was de regering-Carter die erin toestemde dat Israël militair materieel aan de Verenigde Staten mocht verkopen. Het was de betrokkenheid van president Carter bij het vredesverdrag die er ook toe leidde dat Begin en Sadat in het Midden-Oosten de Nobelprijs voor de vrede wonnen.[42]

Na zijn presidentschap[bewerken]

Na zijn presidentschap ging hij veel kritischer naar de staat Israël kijken. Hij vond de Israëlische behandeling van de Palestijnen op de Westbank erger dan de Zuid-Afrikaanse Apartheidspolitiek destijds.[43] Toen hij in 2006 de Gazastrook wilde bezoeken om met Hamas te spreken over de mogelijkheden voor vrede wilde de Israëlische veiligheidsdienst niet met zijn beveiligingsteam samenwerken. Netanyahu was niet bepaald vriendelijk en zijn wens om in een Israëlische gevangenis Marwan Barghouti te spreken werd afgewezen.[44]

Ronald Reagan[bewerken]

Reagan was president van 1981 tot 1989. In 1982 viel Israël Libanon binnen: de Libanonoorlog. Reagan kwam op 1 september 1982 met een vredesplan voor het Israëlisch-Palestijns conflict : Een stop op de illegale (IR) door Israëliërs in de Palestijnse Gebieden gestichte nederzettingen. Zelfbestuur voor de Palestijnen op de Westbank en en de Gazastrook, géén eigen staat. De Westbank zou onder Jordanië gaan vallen. Jeruzalem zou onverdeeld blijven. De Palestijnen moesten met Israël onderhandelen over hun positie daar. Het plan was bedoeld als een vervolg op de Camp David akkoorden. De PLO was geraadpleegd. Israël een dag tevoren. Israel, premier Begin, wees het direct af als “nationale zelfmoord”. De PLO deed dat in 1983.[45]

In 1985 tekenden het Amerikaanse ministerie van Volksgezondheid en Human Services (DHHS) en het Israëlische ministerie van Volksgezondheid een Memorandum of Understanding (MOU) dat voorzag in de uitwisseling van informatie en wetenschappelijk, administratief en academisch personeel; het opleiden en trainen van mankracht; het organiseren van conferenties en symposia; en onderling overeengekomen samenwerkingsprojecten. Tegen het einde van Reagans tweede termijn hield Amerika regelmatig gezamenlijke militaire oefeningen met Israël en begonnen de twee landen samen met de ontwikkeling van de Arrow Anti-Tactical Ballistic Missiles.[46]

De Eerste Intifada (1987-1993) begon in zijn tweede termijn. Tijdens de Eerste Intifada, kwam hij en zijn minister van Buitenlandse Zaken George Shultz met het voorstel "... een internationale conventie in april 1988... over een interim overeenkomst over autonomie voor de Palestijnen op de West Bank en in de Gazastrook” te houden, die moest worden ingevoerd vanaf oktober voor een periode van drie jaar".[4] Dit is echter nooit tot stand gekomen.

Citaat Reagan: Ik juich deze kans om de onbreekbare banden tussen de Verenigde Staten en Israël verder te versterken en om u te verzekeren van onze toewijding aan de veiligheid en het welzijn van Israël, van harte toe. Israël en Amerika zijn duizenden kilometers van elkaar verwijderd, maar qua filosofie zijn we buren die een sterke toewijding aan democratie en de rechtsstaat delen. Wat we gemeen hebben, zijn de banden van vertrouwen en vriendschap, eigenschappen die, in onze ogen, Israël tot een groot land maken. Geen enkel volk heeft langer gevochten, harder gestreden of meer opgeofferd dan het uwe om te overleven, te groeien en in vrijheid te leven[47].

George H. W. Bush[bewerken]

Was president van 1989 tot 1993. De Palestijnse Intifada ging door. Terwijl hij met zijn “coalition-of-the-willing” de Golfoorlog vocht en won, begreep hij dat een vredesconferentie voor het Midden Oosten noodzakelijk was. Daar zette hij zich – op de top van zijn macht nu – voor in. De conferentie werd in Madrid gehouden. Israël zat met zijn Arabische vijanden voor het eerst rond de tafel. Een delegatie va (partijloze) Palestijnen was ondergebracht bij de Jordaanse delegatie. Met betrekking tot het Israëlisch-Palestijns conflict bleek Bush concrete “tough love” (strenge liefde) naar beide zijden te kunnen tonen. Ook naar Israël dus. Israël had veel geld nodig om de talrijke Joden die de Sowjet Unie mochten verlaten te kunnen opvangen. De VS had zich in oktober 1990 bij een eerste golf Russische Joden garant gesteld voor noodzakelijke leningen tegen lage rente. Bush had via zijn minister van Buitenlandse Zaken James Baker aan Israël (premier Shamir) als voorwaarde gesteld dat dan wel met het geld geen Joodse vluchtelingen zouden worden gehuisvest in illegale nederzettingen. Enkele weken voor de Madrid-conferentie vroeg Jitschak Sjamir 10 miljard dollar te leen onder de gunstige voorwaarden en Bush herinnerde hem aan de niet-in-illegale-nederzettingen-voorwaarde. Sjamir reageerde woedend. Bush wilde de zaak 120 dagen uitstellen tot na “Madrid” in de hoop dat Sjamir eieren voor zijn geld zou kiezen. Maar Sjamir meende dat de lobbyorganisatie AIPAC zou kunnen helpen om het Amerikaanse congres zover te krijgen de lening goed te keuren. Bush stond de pers op 12 september 1991 over de zaak te woord en stelde dat hij niet voor de 120 dagen om waren de lening zou goedkeuren. Hij grapte dat hij maar een kleine jongen was in vergelijking met de machtige AIPAC en andere pro-Israël-groepen die een grote lobby-dag op Capitol Hill hadden georganiseerd. Het congres bemoeide zich niet met de zaak en toen de lening in het voorjaar van 1992 werd verstrekt was dat met de clausule dat voor elke te garanderen leensom van een miljard dollar de VS 200 miljoen in mindering zou brengen naar rato van de geplande settlementbouw. No other president has either acted affirmatively or reactively in dealing with things we don’t agree with when Israel does them.Daniel Kurtzer, former U.S. ambassador to Israel.[48]

Bill Clinton[bewerken]

Tijdens zijn presidentschap (1993 tot 2001) kwamen onder zijn bemiddeling de Oslo-akkoorden tot stand. In de marge van de vredesconferentie van Madrid hadden in het geheim in Oslo gesprekken plaats gevonden tussen een Israëlisch en een Palestijns team. Daar was het fundament gelegd. Op 13 september tekenden Jitschak Rabin namens de staat Israël en Jasser Arafat namens de PLO de “Declaration of Principles on Interim Self-Government Arrangements (DPISGA ofwel de “Oslo Agreement” (ook wel Oslo 1)). Dit gebeurde tijdens de wereldberoemd geworden plechtigheid in de tuin van het Witte Huis met talrijke gasten en de pers, die de hele wereld vertegenwoordigden. Met Clinton als glimlachende getuige stak "voorzitter" Arafat een hand uit naar premier Rabin, die deze met enige aarzeling schudde. Clinton, Rabin en Arafat hielden ieder een toespraak. Ook de “Agreed Minutes” die bij Oslo 1 hoorden werden ondertekend. Op 4 maart 1994 ondertekenden Israël en de PLO de zg. Cairo-Overeenkomst : deze betrof afspraken met betrekking tot de Gazastrook en Jericho en directe omgeving. Op 28 september 1995 werd de “Interim Agreement on the Westbank and Gaza Strip” (IAWG) getekend door de staat Israël en de PLO (ook wel Oslo 2). Een citaat uit de “Oslo Agreement”:

Het doel van de Israëlisch-Palestijnse onderhandelingen binnen het huidige vredesproces in het Midden-Oosten is onder meer de oprichting van een Palestijnse Interim Autoriteit voor zelfbestuur, een gekozen Raad (de“ Raad ”), voor het Palestijnse volk op de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, en dit voor een overgangsperiode van maximaal vijf jaar, leidend tot een permanente regeling (“permanent status”) op basis van Resoluties 242 en 338 van de Veiligheidsraad.

Een citaat uit de tekst van IAWG-overeenkomst waarin de beide partijen

Opnieuw hun vastberadenheid bevestigend om een einde te maken aan decennia van confrontatie en om tot vreedzaam samenleven te komen, in wederzijds beleefde waardigheid en veiligheid te leven, terwijl ze elkaars legitieme en politieke rechten erkennen...

Latere overeenkomsten waren nog het: Hebron-protocol (1997) en de Wye River-overeenkomst (1998, werd ten dele uitgevoerd). Over Jeruzalem, het vluchtelingenvraagstuk en de nederzettingen zou in de laatste fase worden onderhandeld. In de hierboven vermelde overeenkomsten komen de woorden “Palestijnse Staat” of “Arabische staat” overigens niet voor.

Er was tegenstand tegen het vredesproces van joods-Israëlische zijde. Op 25 februari 1994 schoot een Israëlische arts in de Ibrahimi-moskee in Hebron 30 moslims dood en verwondde er 150 en op 4 november van dat jaar werd Jitschak Rabin vermoord door een andere joodse extremist. Van Palestijnse zijde was er grote tegenstand. Er kwamen zelfmoordterroristen van Hamas die zich opbliezen in bussen en op drukke plaatsen met vele doden, gewonden en psychisch leed tot gevolg. Die waren dan soms ook weer een gevolg van Israëlische moordaanslagen met raketten op hun leiders.

Clinton probeerde toch nog voor het eind van zijn tweede termijn met een Camp David 2 tussen Barak en Arafat vrede te bereiken, maar dat lukte niet. In Taba werd een ultieme poging gedaan, waar men er dicht bij zat (werd gezegd). Maar verkiezingen kwamen eraan en daarmee politieke strijd met Ariël Sharon. De Tweede Intifada ontstond in 2000, na een door de Palestijnen als provocatie gezien bezoek van Sharon met vele bodyguards aan de Haram As Sharif/Tempelberg. Later gaf Clinton Arafat de schuld van het mislukken van de onderhandelingen.[49] Arafat stond echter op het recht van terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen en hun nazaten.

Hamas, Fatah-leiders als Farouk Kaddoumi, een intellectueel als Edward Said en anderen waren tegen dit vredesproces. Zij vreesden dat het opgeven van het in hun ogen legitieme gewapende volksverzet tegen de in- en overname van hun land Palestina in verhouding tot het met Oslo 1 en 2 aangebodene tot een groot verlies voor de Palestijnen zou leiden.

Het door Republikeinen gedomineerde Amerikaanse Congres nam in oktober 1995 de Jeruzalem-wet aan. Die wet bepaalde de erkenning van Jeruzalem als hoofdstad, de afwijzing van de deling van Jeruzalem en de verhuizing van de VS-ambassade naar Jeruzalem. De Congresleden hielden echter een stok achter de hand, want elke president kon op grond van "veiligheidsredenen" die beslissing telkens met zes maanden uitstellen ( de zg. “waiver”)en dat hebben achtereenvolgens Bill Clinton, George W. Bush en Barack Obama altijd gedaan (Donald Trump niet dus).[50]

George W. Bush[bewerken]

George W. Bush, zoon van voorganger George H. Bush, was president van 2001 tot 2009. 11 september 2001 (“Nine-Eleven”): Saoedische terroristen vlogen met drie gekaapte vliegtuigen de Twin Towers in New York City in. Deze stortten in en er waren een kleine 3000 doden te betreuren. Een ander vliegtuig, bedoeld voor het Pentagon, stortte neer nadat passagiers in opstand waren gekomen. Reden voor hem om de daders op te sporen. De oorlog in Afghanistan. Juli 2002 eiste hij vervanging van het Palestijns leiderschap vanwege herhaaldelijke terreuraanslagen in Israël met vele burgerslachtoffers. Tegelijk pleitte hij voor een Palestijnse staat. Israël begon met de bouw van een muur/hek op de Westelijke Jordaanoever.[51] In mei 2003 presenteerde Het Kwartet (VS, EU, Rusland en de VN) de Routekaart van de Vrede. Deze had als doel het bereiken van een oplossing van het conflict in 2005.[52] Het Internationaal Gerechtshof oordeelde in 2004 dat het bovenvermelde hek/ de muur illegaal was. Deze barrière moest worden afgebroken dwz voorzover deze niet op de Groene Lijn gebouwd was. Noch Israël, noch enig ander land deed echter iets met dit oordeel.[53] In 2006 kwam na eerlijk verlopen verkiezingen Hamas aan de macht. Na mislukte onderhandelingen met Fatah vormde Hamas de regering. Het Kwartet begon nu een boycot van de PNA. Hamas weigerde Israël te erkennen, de gemaakte overeenkomsten te erkennen en geweld tegen Israël af te zweren.[54] In november 2007 organiseerde Bush een conferentie in het Amerikaanse Annapolis, die voor het eind van zijn tweede termijn tot vrede moest leiden. Er werd geprobeerd de regering in Ramallah te versterken en de Hamas-regering in de Gazastrook te verzwakken.[55]

In 2008 zei hij in Israel: Onze twee naties stonden allebei voor grote uitdagingen toen ze werden opgericht en onze twee naties hebben allebei vertrouwd op dezelfde principes om ons te doen slagen. We hebben sterke democratieën opgebouwd om de vrijheden te beschermen die een almachtige God ons heeft gegeven. We hebben immigranten verwelkomd, die ons hebben geholpen te gedijen. We hebben welvarende economieën opgebouwd door innovatie, het nemen van risico's en handel te belonen. En we hebben een duurzame alliantie opgebouwd om terroristen en tirannen te aan te pakken.[56]

Barack Obama[bewerken]

De eerste zwarte president van de VS (2009 tot 2017). Obama stelde George Mitchell als gezant voor het Midden Oosten aan om de mogelijkheden te peilen om het Israëlisch-Palestijns conflict op te lossen.

Op 4 juni 2009 hield hij een speech in Caïro [57]die in het Midden Oosten veel verwachtingen wekte, ook bij Palestijnen: wij, de VS en u, de wereld van de Islam, laten we een nieuw begin maken!

Obama zei dat Amerika met onbreekbare banden verbonden was met Israël. Deze relatie is gebaseerd op culturele en historische banden en op de erkenning van het feit dat het Joodse streven naar een eigen territorium is geworteld in een onmiskenbaar tragisch verleden. Het Joodse lijden in Europa vond haar dieptepunt met de Holocaust. Dat gezegd hebbende is het even onmiskenbaar dat het Palestijnse volk, bestaande uit moslims en christenen, tijdens hun zoektocht naar een eigen territorium hebben geleden. Sinds 60 jaar kennen zij de pijn van ontheemd te zijn. Velen wachten in vluchtelingenkampen op een bestaan in vrede en veiligheid...

En: Ook dit feit valt niet te betwijfelen: de situatie van het Palestijnse volk is ondraaglijk. Amerika zal zich niet afwenden van de legitieme aspiraties van het Palestijnse volk: waardigheid, kansen op een geslaagd leven en een eigen staat.

...De enige oplossing is, aldus Obama, om twee staten te vormen. Dat is in ieders voordeel. De verplichtingen die de partijen op zich hebben genomen in het kader van de Routekaart naar Vrede zijn helder: de Palestijnen moeten geweld afzweren, ook Hamas moet dat. En zij moet het bestaan van Israël en de gesloten akkoorden erkennen De Palestijnse Autoriteit moet zijn capaciteiten ontwikkelen om het land te besturen met instituties die weten te voldoen aan de noden van de bevolking. En Israël moet erkennen dat net zo min als haar recht op bestaan kan worden ontkend dit evenmin het geval is met dat recht voor Palestina. De VS erkennen de wettigheid van een alsmaar doorgaande bouw van nederzettingen niet. Deze bouwwerken vormen een breuk van de gesloten akkoorden en frustreren het vredespoces. Het moment is gekomen om deze kolonies te stoppen. Ook Israël moet haar verplichtingen nakomen en zeker stellen dat de Palestijnen kunnen leven, werken en hun samenleving kunnen opbouwen. Zoals zij Palestijnse families verwoest, is de voortgang van de humanitaire crisis in de Gazastrook uiteindelijk ook niet bevorderlijk voor de veiligheid van Israël. Het verbeteren van de kwaliteit van het leven van alledag van de Palestijnen is cruciaal.

Ten slotte moeten de Arabische staten volgens Obama erkennen dat het Arabische vredesinitiatief een belangrijk begin was, maar niet het einde van hun verantwoordelijkheden. Amerika zal zijn beleid afstemmen op degenen die vrede willen.. We kunnen geen vrede opleggen. Het is tijd om een initiatief te nemen, over wat iedereen weet dat waar is. Er zijn te veel tranen gestroomd. Er is te veel bloed vergoten.

In juni van 2009 eiste hij van de premier van Israël een volledige bevriezing van de nederzettingen en steun voor de oprichting van een Palestijnse staat. Netanyahu weigerde het eerste en verbond onrealistische voorwaarden aan het tweede. In 2010, tekenden de regeringen van de VS en Israël een overeenkomst om de samenwerking op het vlak van luchtvaartveiligheid te vergroten.[58] Vier jaar later, 2014, na de grootschalige Israëlische bombardementen op de Gazastrook, stuurde hij John Kerry als vredesbemiddelaar om de besprekingen tussen Israël en de Palestijnen weer vlot te trekken. Kerry had hierin geen succes.

Op 3 maart 2015 passeerde Netanyahu Obama en sprak direct – uitgenodigd door de Republikeinse oppositie daar - het Amerikaanse congres toe over de dreiging die volgens hem uitgaat van het Iraans kernprogramma. Volgens hem bracht deze actie van hem geen enkele schade toe aan de wederzijdse betrekkingen. Maar Obama wilde Netanyahu niet ontvangen.[59]

Obama tekende in zijn laatste jaar als president voor een militair hulppakket voor Israël ter waarde van 38 miljard doller voor de periode 2018-2028.[60]

Op[61] 23 december 2016 onthield de VS zich tijdens stemmingen in de Algemene Vergadering van de VN. Daarmee werd Resolutie 2334 een feit: De Raad veroordeelt elke poging "de demografische samenstelling, het karakter en status van het sinds 1967 bezette Palestijnse Territorium te wijzigen" (met inbegrip van Oost-Jeruzalem). Daaronder wordt bv verstaan: "de constructie en expansie van nederzettingen, de transfer van kolonisten met de Israëlische nationaliteit, confiscatie van land, slopen ("demolition")van huizen en het doen verhuizen van Palestijnse burgers". Israël wordt opgeroepen om de nederzettingen op Palestijns gebied te stoppen. Dit omdat de Israëlische nederzettingen in strijd zijn met internationaal recht en omdat kolonisatie van "het Palestijnse territorium" een levensvatbare ("viable") Tweestatenoplossing, "gebaseerd op de grenslijnen ("lines") van 1967" "ernstig in gevaar brengt". De raad "veroordeelt elke geweldsdaad en elke daad van terreur tegen burgers". Partijen worden opgeroepen deze te voorkomen net als elke provocatieve en destructieve daad jegens de andere partij en daarin met elkaar samen te werken. De Veiligheidsraad roept alle landen op zonder uitstel en intensief te werken aan een allesomvattende, rechtvaardige en duurzame vrede ("a comprehensive, just en lasting peace") tussen Israël en de Palestijnen [5]. De Amerikaanse stemonthouding in de VN leverde Obama de afkeuring van Israël op.

Donald Trump[bewerken]

President van 2017 tot 2021. Zijn machtsbasis bestond voor een belangrijk deel uit “evangelicals”.[62] Deze christenen geloven dat de eindtijd is aangebroken of weldra zal aanbreken. Zij willen de komst van de Messias Jezus verhaasten, maar dan moeten volgens hen alle Joden in het Beloofde Land (Israel) wonen en in Jezus geloven. Trump deed, zoals hij hen beloofd had, aardige dingen voor Israël. Hij opende een nieuwe ambassade in Jeruzalem (op de Groene Lijn ) [63] en erkende de stad als de ondeelbare hoofdstad van Israel.[64] Hiermee gaf hij gevolg aan een Amerikaanse wet uit 1995. Dit betekende dat Abbas onmiddellijk zijn vertrouwen in hem als onafhankelijk vredesbemiddelaar opzegde.[65] Sindsdien wil hij Trump niet meer te woord staan, ook niet aan de telefoon. Trump liet het Amerikaans consulaat in (nog steeds Arabisch) Oost-Jeruzalem sluiten en ook het kantoor van de PLO in Washington moest eraan geloven.[66] Ook sloot hij de geldkraan af voor de Palestijnen (o.a. ziekenhuizen) en de UNRWA.[67] Zijn Joodse schoonzoon Jared Kushner had intussen voor hem zijn vredesplan voor Israël en de Palestijnen voorbereid en op papier gezet. Daarbij geholpen door Jason Greenblatt, David Friedman (VS-ambassadeur Israël) en Avi Berkovitz (secretaris van Kushner). Een Joods team dus. Het eerste deel van het plan is economisch. Het wil mbv Arabische landen/geldschieters de Palestijnen financieel en economisch helpen. Tijdens een conferentie in Bahrein werd het ten doop gehouden. De naam van het plan werd: “From Peace To Prosperity”.[68] Omdat Trump er zelf hoog van had opgegeven al gauw “de Deal of the Century” genoemd. Heel veel punten op Israël’s verlanglijstje werden erin gehonoreerd. Jeruzalem was al afgestreept, nu mocht ook de Jordaanvallei worden geannexeerd. De meeste nederzettingen werden gelegitimeerd. Van terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen en ontheemden is geen sprake. De mogelijkheid wordt aangestipt dat de door Palestijnen bewoonde “Driehoek” in Israël naar Palestina wordt overgeheveld. De Palestijnen wordt vooral een financiële worst voorgehouden. De bewoordingen in en over het plan zijn (voor hen) niet altijd erg diplomatiek. Voorbeeld: “Laat de Palestijnen niet de zoveelste kans voorbij laten gaan.”(Jared Kushner).[69]

Joe Biden[bewerken]

Voor zijn presidentschap[bewerken]

Biden werd tot president gekozen bij de verkiezingen van november 2020. De tweede rooms-katholieke president-elect van de VS Biden noemde zich zionist. Al bijna 50 jaar toonde hij zich vriend van Israël.[70] In een rede in 1988 zei hij dat “als Israël niet bestond het moest worden uitgevonden”. In 2015 deed hij een opmerkelijke uitspraak: “als het erop aan komt kunnen de Amerikaanse Joden alleen op de staat Israël vertrouwen”.[71] [72] Hij beroemde zich erop met 9 Israëlische premiers bevriend te zijn geweest. Met Begin was de verhouding gespannen. Eens had Biden boos op diens bureau geslagen, waarop Begin zei: “de VS mogen ons steunen, maar niet de wet voorschrijven”. Biden beloofde vriend Israël nooit in het openbaar te zullen kritiseren en ook dat tijdens zijn presidentschap de Amerikaanse (financiële [73][74] en militaire) steun onvoorwaardelijk zal zijn.[75] De beslissing van zijn voorganger Donald Trump om Jeruzalem/Al Quds als de hoofdstad van Israël te erkennen, zal onder hem niet worden teruggedraaid. Wel zal hij het Amerikaanse consulaat in Oost-Jeruzalem weer openen en de humanitaire hulp aan de Palestijnen weer opstarten.[76] Al als vicepresident onder Barack Obama vond hij dat Netanyahu Israël de verkeerde kant op leidt met zijn illegale nederzettingen.[77] Nota bene tijdens zijn bezoek in 2010 aan Netanyahu kondigde Israël aan dat in de illegale nederzetting Ramat Shlomo 1600 woningen zouden worden gebouwd. Biden gaf lucht aan zijn teleurstelling en afkeuring: “Dit is nu wat de vrede niet dichterbij brengt!"[78] Het is de vraag of hij zich tegenover Israël (Netanyahu of diens opvolger) sterk genoeg zal willen en kunnen maken voor de Palestijnse rechten.[79] Ook Kamala Harris, zijn beoogd vice-president, zit helemaal op; één lijn met Biden. Driemaal was zij een gevierd spreker tijdens AIPAC-bijeenkomsten.[80]



Dit artikel "Amerikaanse presidenten en de staat Israël" is uit Wikipedia. De lijst van zijn auteurs is te zien in zijn historische   en/of op de pagina Edithistory:Amerikaanse presidenten en de staat Israël.



Read or create/edit this page in another language[bewerken]