Contacthypothese
De contacthypothese of contacttheorie is bekend geworden door psycholoog Gordon Allport. Het is een theorie die stelt dat contacten tussen verschillende (etnische) groepen vooroordelen tussen de verschillende groepen verminderd.[1]
Allport was een Amerikaanse psycholoog die de contacthypothese in 1954 publiceerde in zijn boek 'The Nature of Prejudice'.[2] Sindsdien is de contacthypothese een belangrijk onderdeel geworden van de sociale psychologie en wordt het nog steeds bestudeerd en geïmplementeerd in verschillende contexten.
Gordon Allport definieerde contact als "een interpersoonlijke situatie waarin twee of meer personen in wederzijdse afhankelijkheid betrokken zijn". Hij stelde dat contact tussen verschillende groepen kan leiden tot vier mogelijke uitkomsten: positieve veranderingen in attitudes ten opzichte van de andere groep, geen verandering, negatieve verandering of zelfs versterking van bestaande vooroordelen en stereotypen.[2]
Vooroordelen kunnen worden verminderd door gelijkwaardig contact tussen meerderheids- en minderheidsgroepen tijdens het nastreven van gemeenschappelijke doelstellingen (bijvoorbeeld via wet, gewoonte of plaatselijke atmosfeer), en mits het een vorm van contact is die bij leden van beide groepen leidt tot de perceptie van gemeenschappelijke belangen en gemeenschappelijke menselijkheid. - Gordon W. Allport, The Nature of Prejudice (1954, p. 281)[2]
Geschiedenis[bewerken]
Na de Tweede Wereldoorlog begonnen sociologen met het ontwikkelen van ideeën om positief intergroepscontact te bevorderen. In 1947 introduceerde socioloog Robin Williams het concept dat positief intergroepscontact kon bijdragen aan betere intergroepsrelaties en de vermindering van vooroordelen. In datzelfde jaar presenteerde Goodwin Watson een vergelijkbare theorie in zijn boek ‘Action for unity’.[3][4]
De contacttheorie van Allport (1954)[2] had de grootste invloed. Allport erkende namelijk het belang van de omstandigheden waaronder intergroepscontact zou moeten plaatsvinden en specificeerde deze om positief contact te bevorderen.[5]
Voorwaarden voor contact tussen groepen[bewerken]
Om de kans op positieve veranderingen te vergroten, stelde Allport dat er aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan: gelijke status, ondersteund door instellingen en autoriteiten, gemeenschappelijke doelen en regelmatigheid.
- Ten eerste moet het contact plaatsvinden in een gelijke status situatie, waarbij de groepen elkaar als gelijkwaardig beschouwen.
- Ten tweede moet het contact worden ondersteund door instellingen en autoriteiten die het belang van het contact benadrukken.
- Ten derde moet het contact plaatsvinden in een context waarin de gemeenschappelijke doelen of belangen van de groepen naar voren komen.
- Ten slotte moet er regelmatig en gestructureerd contact zijn, zodat er voldoende tijd is om elkaar te leren kennen en eventuele negatieve attitudes te veranderen.[2]
De studie van Pettigrew en Tropp (2006) toonde op basis van de resultaten van hun meta-analyse echter aan dat zelfs wanneer er pogingen worden gedaan om optimale omstandigheden te creëren in de contactsituatie, dat deze inspanningen niet altijd voldoende kunnen zijn om ervoor te zorgen dat het intergroepcontact positieve resultaten zal opleveren voor zowel leden van minderheidsgroepen als meerderheidsgroepen.[6]
In 1986 zijn hier nog voorwaarden aan toegevoegd door Amir en Ben-Ari. Zij voegden twee vereisten toe om stereotype beelden van een andere groep ten opzichte veranderen.
- Ten eerste moet nieuwe informatie worden verstrekt aan ten minste één groep over de andere groep.
- Ten tweede moeten de leden van de eerste groep psychologisch bereid zijn deze informatie te aanvaarden.
Deze vereisten kunnen echter alleen worden alleen worden bereikt als de vier bovenstaande voorwaarden aanwezig zijn[7].
Contacthypothese in Nederlands onderzoek[bewerken]
In een studie Savelkoul et al. (2010) werd geprobeerd om anti-moslim attitudes in Nederland te verklaren aan de hand van de theorieën van etnische competitie en de contacttheorie. De resultaten suggereren dat een grotere omvang van de outgroup de waarschijnlijkheid vergroot dat mensen contact zullen hebben met vrienden en collega's die tot etnische minderheidsgroepen behoren, wat op zijn beurt zal leiden tot vermindering van anti-moslim attitudes. Bovendien tonen hun bevindingen aan dat contact met vrienden en collega's die tot etnische minderheidsgroepen behoren, negatieve attitudes ten opzichte van moslims vermindert.[8]
Een ander onderzoek (Vedder, Wenink & van Geel, 2017) onderzocht de contacttheorie tussen jongeren uit de Nederlandse meerderheidsgroep en jongeren uit moslimminderheidsgroepen. Daaruit kwam onder andere naar voren dat de status in de maatschappij een belangrijke moderator is tussen intergroepscontact, angst en vooroordelen. Vanwege hun lagere status in de samenleving zijn leden van minderheidsgroepen eerder geneigd om vooroordelen en discriminatie tegen hen te verwachten en te ervaren van leden van de meerderheidsgroepen, wat positieve uitkomsten van intergroepscontact kan belemmeren.[9]
Contacthypothese in Belgisch onderzoek[bewerken]
In een Vlaams onderzoek (Dejaeghere, Hooghe & Claes, 2011) hebben met een longitudinale multilevel-analyse in een Belgische klascontext onderzocht of interactie met vertegenwoordigers van etnische minderheden vooroordelen bij leerlingen kan verminderen. De gemiddelde klassengrootte bedroeg 13 leerlingen, waardoor er in het klaslokaal veelvuldige interactie tussen leerlingen plaatsvond en wat een omgeving bood om de contacthypothese te testen. Uit de resultaten bleek dat er geen mechanisch effect was van diversiteit in de klas, maar dat het effect afhankelijk was van de waargenomen kwaliteit van de intergroepsrelaties. Deze bevindingen zijn in lijn met de contacttheorie zoals ontwikkeld door Allport (1954)[2] en Pettigrew (1998).[10][11]
In een andere studie (Caluwaerts & Reuchamps, 2014) werd onderzocht of deliberatieve democratie in een intergroepsetting meer positieve houdingen ten opzichte van de out-group teweegbrengt. Daaruit kwam onder andere naar voor dat de belangrijkste determinant van veranderingen in houdingen ten opzichte van de out-group is de samenstelling van de groep. Burgers die geconfronteerd worden met de out-group zijn daarna meer geneigd om positievere houdingen ten opzichte van de out-group te hebben. Homogene groepen daarentegen hadden een grotere kans om negatieve attitudes te stellen ten opzichte van de out-group.[12]
Contacthypothese in het onderwijs[bewerken]
Het onderwijs speelt een belangrijke rol bij het toepassen van de contacthypothese. Scholen bieden een omgeving voor contact tussen verschillende groepen mensen. Door het creëren van een inclusieve leeromgeving waarin diversiteit wordt gewaardeerd, kunnen leraren helpen om vooroordelen en stereotypen bij leerlingen te verminderen.
Niet alleen de lespraktijken, maar ook het schoolbeleid in het algemeen kan de contacthypothese toepassen door de school in te richten als een instituut die gelijke kansen bevorderd. Dat kan bijvoorbeeld door diverse leraren aan te nemen en leerlingen kansen te bieden om hun eigen culturele identiteit te delen en te vieren.
Bovendien kan het onderwijs een platform bieden voor het bevorderen van gemeenschappelijke doelen en belangen. Door middel van gemeenschappelijke projecten en activiteiten kunnen studenten van verschillende achtergronden samenwerken en zo hun begrip van elkaar vergroten en hun vooroordelen en stereotypen verminderen. Het onderwijs kan ook bijdragen aan de vermindering van discriminatie door studenten te leren over de geschiedenis en de impact van discriminatie en hen te onderwijzen over gelijkheid en respect voor iedereen.
Het onderwijs kan ook bijdragen aan het verminderen van discriminatie door studenten te leren over de geschiedenis en de impact van discriminatie. Door het onderwijzen van de geschiedenis van discriminatie (bijvoorbeeld over slavernij of de Holocaust), kunnen studenten begrijpen hoe discriminatie zich heeft ontwikkeld en hoe het hun eigen leven en de samenleving als geheel beïnvloedt. Bovendien kunnen ze leren over de vele manieren waarop discriminatie wordt bestreden door activisten en organisaties die zich inzetten voor sociale rechtvaardigheid.[13]
Indirect contact[bewerken]
Allport's (1954) visie op intergroepscontact was gebaseerd op direct (fysiek) contact tussen verschillende groepen om intergroepsvijandigheid te verminderen.[4] Deze traditionele contacthypothese is aangevuld met verschillende uitbreidingen. Een van veranderingen binnen de contacttheorie is dat intergroepscontact ook een indirecte vorm kan aannemen.[14][15]
Uitgebreide contacttheorie[bewerken]
De uitgebreide contacthypothese van Wright, Aron, McLaughlin-Volpe & Ropp stelt dat kennis dat een lid van de in-groep een nauwe relatie heeft met een lid van de out-groep kan leiden tot meer positieve intergroepshoudingen. Bovendien zou het observeren van een in-groep-out-groep vriendschap met anderen geen interactie-angst en andere negatieve emoties moeten oproepen die daadwerkelijke deelname aan intergroepscontact zou kunnen veroorzaken.[16]
Parasociaal contact[bewerken]
Horton en Wohl (1956) brachten de zaak naar voren om te bestuderen wat ze 'parasociale interactie' noemden: "Een van de meest opvallende kenmerken van de nieuwe massamedia - radio, televisie en films - is dat ze de illusie geven van een persoonlijke relatie met de artiest" (p. 215).[17] Schiappa, Gregg, en Hewes (2005) gaven die beschrijving de term "Parasociale Contact Hypothese".[18]
Contact door computertechnologie[bewerken]
Indirect contact kan volgens Amichai-Hamburger en McKenna (2006) verwezenlijkt worden door middel van technologie. Bij virtueel intergroepscontact ontmoeten leden van verschillende groepen elkaar niet fysiek, maar communiceren ze via computers.[19]
Ingebeeld contact[bewerken]
Het ingebeelde intergroepscontact verwijst naar mentale simulaties van positieve intergroepsinteracties. Het is een steeds populairdere aanpak. In dit onderzoeksparadigma worden deelnemers uitgenodigd om zich een ontmoeting voor te stellen met een lid van een andere groep, meestal nadat ze zijn geprikkeld met het idee dat deze ontmoeting positief en ontspannen is, wat wordt vergeleken met een controlegroep.[20][21]
Bronnen, noten en/of referenties
|
Dit artikel "Contacthypothese" is uit Wikipedia. De lijst van zijn auteurs is te zien in zijn historische en/of op de pagina Edithistory:Contacthypothese.