You can edit almost every page by Creating an account. Otherwise, see the FAQ.

Genderempathiekloof

Uit EverybodyWiki Bios & Wiki
Ga naar:navigatie, zoeken

''De genderempathiekloof'' (Engels: Gender Empathy Gap) verwijst naar een genderongelijkheid in de mate empathie voor elkaar. Situaties waarin we ons minder empathisch voelen voor een van de sexes in een vergelijkbare situatie, dan staren we naar de kloof tussen de empathie tussen genders.[1]

Wat is de genderempathiekloof?[bewerken]

Algemeen[bewerken]

Empathie is het vermogen om de interne toestanden van anderen te begrijpen en te delen. Een complex, multidimensionaal fenomeen dat een aantal functionele processen omvat, waaronder emotieherkenning, emotionele besmetting en emotiepriming, evenals het vermogen om te reageren op de interne staten van anderen, en om onderscheid te maken tussen iemands eigen en andermans interne staten.

De genderempathiekloof verwijst naar een genderongelijkheid in de mate empathie voor elkaar.

Stereotypen[bewerken]

Stereotypisch worden vrouwen afgeschilderd als meer koesterend en empathisch, terwijl mannen worden afgeschilderd als minder emotioneel en meer cognitief. Sommige auteurs [2][3][4] suggereren dat waargenomen genderverschillen grotendeels te wijten kunnen zijn aan culturele verwachtingen over genderrollen. Empathie heeft echter zowel evolutionaire als ontwikkelingsvoorlopers en kan worden bestudeerd met behulp van impliciete metingen, aspecten die kunnen helpen bij het verduidelijken van de respectieve rollen van cultuur en biologie. [5]

Een meta-analyse van fMRI-onderzoeken naar empathie voor pijn, in 2011, vond geen bewijs voor algemene genderverschillen. [6] De resultaten van deze studie suggereren dat genderverschillen in empathie, althans gedeeltelijk, verschillen in emotionele reactiviteit kunnen weerspiegelen. Deze gevolgtrekking wordt ook ondersteund door de significante correlatie tussen de beoordelingen van deelnemers voor zichzelf en voor andere mensen. Analyses van deze scores lieten geen algemeen sekseverschil in empathie zien, maar onthulden dat het empathie-niveau van vrouwen meer wordt beïnvloed door de relatie die ze hebben met de andere persoon; ze toonden wat meer empathie naar vrienden, maar lagere niveaus naar vijanden In een meta-analyse van onderzoeken naar de bereidheid van mensen om te helpen in praktijksituaties. [7] Ontdekt werd dat mannen in feite significant meer geneigd waren om hulp te bieden dan vrouwen. Ze wezen er echter op dat de overgrote meerderheid van deze onderzoeken het verlenen van hulp aan een vreemde inhield, wat vrouwen enigszins bedreigend kunnen vinden.[7] Sommige onderzoeken hebben daarentegen geen geslachtsverschil gevonden in minder bedreigende situaties [8] of een neiging van vrouwen om meer hulp te geven wanneer de persoon die de hulp ontvangt een vriend is [9].

Oorzaken[bewerken]

Gesuggereerd wordt dat het sekseverschil ook het resultaat is van socialisatie, zoals de sociale roltheorie zou voorspellen. Het idee is dat meisjes worden opgevoed met een gemeenschappelijke oriëntatie en een verwachting om te reageren op de emotionele behoeften van anderen. Mannen, daarentegen, worden opgevoed met een meer individualistische, competitieve gerichtheid. Ter ondersteuning van dit idee toonde een studie aan dat sekseverschillen in empathische reacties meer uitgesproken zijn wanneer mensen nadenken over hun gender en de verwachtingen die daarmee gepaard gaan. [10]

Sekseverschillen[bewerken]

Over het algemeen bleken sekseverschillen in empathie een functie te zijn van de methoden die worden gebruikt om empathie te beoordelen. Er was een groot sekseverschil in het voordeel van vrouwen wanneer de maatstaf voor empathie zelfrapportageschalen waren; matige verschillen (in het voordeel van vrouwen) werden gevonden voor reflectief huilen en zelfrapportage maatregelen in laboratoriumsituaties; en er waren geen sekseverschillen wanneer de mate van empathie fysiologische of onopvallende observaties was van non-verbale reacties op andermans emotionele toestand. Bovendien werden er weinig sekseverschillen gevonden voor de affectieve rolaanvaarding en het decoderen van vaardigheden bij kinderen. [2]

Over het algemeen beoordeelden vrouwen zichzelf als meer gelukkig en verdrietig dan mannen, of de gebeurtenis nu henzelf of een vriend of vijand overkwam. Dit suggereert dat sekseverschillen in zelfgerapporteerde empathie te wijten kunnen zijn aan verschillen in algemene emotionele responsiviteit. Een empathiescore werd berekend door voor elk scenario de waardering voor de andere persoon af te trekken van de waardering voor zichzelf. Vrouwen lieten een groter verschil zien tussen vriend en vijand dan mannen. [11]

Scores op zelfrapportagemetingen kunnen naast empathie ook kenmerken van de vraag en de bereidheid om gevoelens van verdriet toe te geven, weerspiegelen. Natuurlijk hebben andere maten van empathie ook beperkingen wat betreft hun interne en externe validiteit. Een beter begrip van empathie in het algemeen, en genderverschillen in het bijzonder, vereist het gebruik van verschillende methoden onder verschillende omstandigheden. [11]

Kortom, het lijkt erop dat sekseverschillen in zelfgerapporteerde empathie grotendeels worden bepaald door de invloed van genderstereotypen. Deze redenering sluit aan bij benaderingen, zoals de sociale roltheorie. [12]

In een arbeidsomgeving kan de genderempathiekloof worden gezien in de mate van representatie van vrouwen. Hoewel de mate van bestuursfuncties bekleedt door vrouwen aanzienlijk is toegenomen ten opzichte van 20 jaar geleden. [13]

De genderempathiekloof door de jaren heen[bewerken]

Sekseverschillen in empathie worden grotendeels bepaald door de invloed van gender stereotypes. Deze redenering is in overeenkomst met benaderingen zoals de sociale roltheorie de sociale roltheorie , die het belang benadrukken van sociale rollen en verwachtingen voor naar geslacht typerend gedrag overtuigingen.[14]

Wanneer zonen opgevoed worden met minder empathie dan dochters is het niet verbazingwekkend dat zij op latere leeftijd ook minder empathisch zullen zijn. Over de jaren heen zijn er meerdere voorbeelden geweest waarbij het de sociale norm was voor mannen om minder empathie te hebben.[15]

Voorbeelden van geschiedenis[bewerken]

In Engeland (1914), toen vrouwen een witte veer aan mannen gaven die niet in uniform liepen. [16] Mannen die een witte veer kregen hoorden bij de "Order of the White Feather"; dit was een belediging. Op deze manier brachten de vrouwen mannen die niet in het leger zaten ten schande. Er werd van mannen verwacht dat ze gingen meevechten. Het stereotyperend beeld van een man is namelijk stoer, dus als ze niet vochten waren ze laf.

Een ander voorbeeld waaruit dit blijkt is dat er pas sinds 2019 geboorteverlof bestaat voor mannen in Nederland.[17] Voor die tijd was het alleen mogelijk voor de zwangere om verlof te krijgen rondom de geboorte van een kind. Dit is het stereotype dat vrouwen empathischer zijn dan hun mannelijke wederhelft, en daarom de zorg van de kinderen dragen.

Kritiek/bias[bewerken]

Volgens meerdere studies blijkt dat vrouwen hoger scoren dan mannen op zelf-gerapporteerde metingen van emotioneel functioneren. De domeinen waarbij dit verschil is gevonden zijn emotionele intensiteit [18], emotionele expressie [19], emotionele besmetting [20], emotioneel bewustzijn [21], empathie [22] en emotionele intelligentie [23]. Deze ongelijkheden worden vaak toegeschreven aan sociale normen, vaardigheden en neurologisch functioneren. Bij een studie [24] die zelf-gerapporteerde empathie en de theorie dat vrouwen hier hoger scoren uitdaagde, kwamen verrassende resultaten uit. 123 mannen en 207 vrouwen tussen de 18 en 74 jaar werden gevraagd een vragenlijst in te vullen. Uit de resultaten bleek dat gendernormativiteit een invloed kan hebben op de zelfrapportage. Gendernormativiteit werd hier omschreven als gedrag dat congruent is met culturele verwachtingen. Gender refereert naar attitudes, gevoelens en gedrag dat een cultuur associeert met het biologische geslacht van een persoon. Wanneer er fictieve neurologische informatie werd gegeven dat stelde dat vrouwen empathischer zijn, werden de vragenlijsten ook beantwoord volgens die gendernorm. Echter, wanneer er fictief neurologische informatie werd gegeven die deze uitspraak uitdaagt (beweren dat mannen meer empathie hebben dan vrouwen), was er geen verschil in de antwoorden van mannen en vrouwen. Deze studie toonde dus aan dat men bereid is zijn zelf-perceptie van empathie eventueel aan te passen naar de gendernormativiteit die aan hen worden gepresenteerd. Ook de motivatie om meer empathie te tonen is voor vrouwen hoger dan voor mannen, omdat dit meer gendernormatief is om te doen.

Redenen voor dit gendernormatieve gedrag kunnen mogelijk worden verklaard door meerdere studies die zijn gedaan, waarbij onderzocht werd wat er gebeurde als mannen en vrouwen niet aan de gendernormativiteit voldeden. Hieruit bleek dat de gender non-conformiteit (gedrag dat in tegenstrijd is met de gendernormen) werd gezien als minder gunstig.

Er zijn pogingen gedaan om de oorzaak van het verschil te verklaren tussen mannen en vrouwen op het gebied van emotioneel functioneren. Dit kan worden verklaard door biologische en socioculturele factoren. Een van de meest opvallende biologische verklaringen zijn de fysiologische verschillen in de hersenen van mannen en vrouwen. De vrouwenhersenen zijn voornamelijk ontwikkeld voor empathie en de mannenhersenen zijn voornamelijk ontwikkeld voor het begrijpen en bouwen van systemen. Dit kan komen door de hoeveelheid testosteron waar mannen en vrouwen aan worden blootgesteld in de foetus. Brizendine (2006) [25] verklaart dit door de toename in foetale testosteron bij mannelijke foetussen, die de gedeelten van de hersenen laten krimpen die betrokken zijn bij emotionele functies zoals empathie en emotionele intelligentie. Eagly (1987) [26] definieert gender rollen als sociaal opgevatte verwachtingen of gedrag volgens de norm is, geschikt voor individuen van elk geslacht om te tonen. Op basis van stereotypen worden vrouwen, door mannen en vrouwen, vaker empatisch gevonden dan mannen. Van zulke gender stereotypes wordt gedacht dat ze zelf-rapporten beïnvloeden van emotioneel functioneren. De laatste verklaring, de socioculturele, wordt verklaard door de social identity approach. Deze zegt dat iemand zijn zelfconcept kan worden beïnvloed door de normatieve houdingen en gedragingen van de sociale groep waar iemand bij hoort. Wanneer zo’n groepen opvallend worden in iemand zijn omgeving, dan kan iemand zijn zelf perceptie veranderen zodat deze overeenkomt met de kenmerken van de groep waarbij iemand hoort. De groep waartoe iemand niet behoort wordt dan meer tegenovergesteld en komt dan veel minder overeen met zijn/haar houdingen en gedragingen.

Meting van empathie[bewerken]

Er zijn twee verschillende manieren waarop psychologen de verschillende maatsystemen van empathie classificeren: Situationele empathie en dispositionele empathie. Bij situationele empathie wordt empathie gemeten als een reactie op een specifieke situatie. Participanten worden gevraagd naar hun ervaring nadat ze zijn blootgesteld aan een bepaalde situatie, tegelijkertijd worden hun gezichtsuitdrukkingen, gebaren en vocale expressies die te maken hebben met empathie geobserveerd en beoordeeld. [27] Bijvoorbeeld bij een onderzoek van Mehrabein & Epstein, waarin participanten video scenario's moeten bekijken en een schriftelijke reactie moeten geven, wat dan door de onderzoekers wordt beoordeeld. [28] Situationele empathie wordt ook gemeten door gebruik te maken van fysiologische metingen, zoals hartslag en SCR.

Dispositionele empathie wordt bij volwassenen gemeten door gebruik van zelfrapportages in de vorm van vragenlijsten en bij kinderen wordt empathie voornamelijk gemeten door te vertrouwen op de rapportages van anderen. [27]

Voorbeelden van zelf-rapportages zijn de IRI, de Empathy Quotient (EQ) en de Empathic Experience Scale. De Interpersonal reactivity Index (IRI) is een manier om empathie te beoordelen. Het bevat een zelfrapport waarbij er 28 vragen zijn die de deelnemers moeten beantwoorden met een 5-punts Likert-schaal beginnend bij ‘beschrijft me niet goed’ en eindigt bij ‘beschrijft me heel goed’. Hierbij zijn er 4 subdivisies van empathie waar apart naar wordt gekeken: perspectief nemen, fantasie, empathische bezorgdheid en persoonlijke nood. [29]

De Empathy Quotient (EQ) is een zelfrapport die bestaat uit 60 vragen, 40 vragen die betrekking hebben op empathie en 20 vragen die betrekking hebben op controlevragen. Bij elke empathie vraag kan de deelnemer 2, 1 of 0 scoren. [30]

De Empathic Experience Scale is een zelfrapport die bestaat uit 30 vragen. Deze scale is een uitgangspunt voor ervaringen die waargenomen worden en van het begrip van de emotionele staat van mensen in de omgeving. [31]

Brein anatomie[bewerken]

Stabiliteit in de ontwikkeling van empathie suggereert dat genderverschillen niet alleen worden veroorzaakt door postnatale ervaringen, maar ook doordat er een evolutionair belangrijk verschil tussen vrouwen en mannen aanwezig is. [5]

Spiegelneuronen zijn een sterke kandidaat om geassocieerd te worden met empathie. Wanneer we bijvoorbeeld zien dat anderen een bepaalde emotie uiten, zoals walging, worden dezelfde hersengebieden geactiveerd als wanneer we die emotie zelf ervaren. [32] De studie van spiegelneuronen bij mensen wordt doorgaans op een indirecte, niet-invasieve manier uitgevoerd door gebruik te maken van verschillende hersenbeeldvormingstechnieken waaronder event-related potentials (ERP’s).

Alhoewel single-cell recordings ons meer inzicht zouden kunnen bieden, wordt deze methode alleen toegepast in ongewone gevallen. Er is dus te weinig bewijs dat zou kunnen bijdragen aan de geslachtsverschillen in empathie [5]

Een handvol onderzoeken heeft echter aan empathie gerelateerde genderverschillen in hersenstructuren gerapporteerd. In een analyse uit 2014 uit het wetenschappelijk tijdschrift Neuroscience and Biobehavioural Reviews worden een aantal voorbeelden van dit soort onderzoeken gegeven. Een studie waarbij ze ERP’s gebruikten vond dat op het moment dat vrouwen een persoon zagen lijden, de amplitudes van hun ERP golfvormen groter waren dan bij mannen. Dit suggereert dat vrouwen een grotere empathische reactie hebben. In een andere studie met ERP hadden vrouwen een grotere N400 dan mannen. Deze N400 correleerde met name ook met zelfgerapporteerde empathie. Structurele fMRI studies hebben ook gevonden dat vrouwen grotere grijze stof volumes hebben in zowel de posterieure inferieure frontale cortex als in de anterieure inferieure pariëtale cortex. Dit duidt ook op een verhoogd empathisch vermogen in vrouwen. [5]

Andere onderzoekers (e.g., Koski et al., 2003) zijn van mening dat de spiegelneuronen voornamelijk handelen uit de inferieure frontale cortex en de posterieure pariëtale cortex [11] Deze data moeten echter wel voorzichtig worden geïnterpreteerd. De verschillen kunnen namelijk ook te maken hebben met verschillen in soorten socialisatie die mannen en vrouwen ervaren. Empathie kan dus verschillende gevolgen en betekenissen hebben voor mannen en vrouwen. [33]

Verder veronderstellen wetenschappers dat de regio’s van spiegelneuronen samenwerken met breincentra die verantwoordelijk zijn voor emoties. Deze samenwerking zou dan vermoedelijk kunnen leiden tot empathisch vermogen. Dit blijkt uit enkele empathie-onderzoeken waarbij fMRI-scans lieten zien dat mannen en vrouwen verschillende mate van hersenactiviteit vertoonden in de inferieure frontale cortex. Tot heden, 2021, vermoedt men dat deze verschillen ten grondslag liggen aan onregelmatigheden in spiegelneuronen, of het systeem ervan, tussen beide geslachten [5]

Over het algemeen zijn er een aantal hersenregio’s waarvan gesuggereerd wordt dat ze betrokken zijn bij empathie. Het meeste bewijs suggereert de betrokkenheid van de mediale temporale kwab. [11] Uit een meerdelig onderzoek van Singer et al. (2006) blijkt dat onder meer de orbitofrontale cortex en de nucleus accumbens mede verantwoordelijk zouden kunnen zijn bij de geslachtsverschillen in empathie. In het eerste deel van het onderzoek deden de deelnemers mee aan een economisch spel. Ondertussen speelden enkele acteurs (pseudo-deelnemers) mee. Een gedeelte van deze acteurs leefden de regels niet volledig na. In het tweede deel van het onderzoek zagen de deelnemers hoe de pseudo-deelnemers pijn ervaarden. Zowel de mannelijke als de vrouwelijke deelnemers voelden empathie, daar de neurale gebieden, die gelinkt zijn aan pijn, waren geactiveerd. In tegenstelling tot de vrouwen, vertoonden de mannen tevens activiteit in de eerder genoemde hersenregio’s. Deze regio’s zijn geassocieerd met beloningen. Dit wijst er op dat mannen context in acht nemen en zodoende rechtvaardigen of iets medeleven verdient of niet, terwijl vrouwen meer medeleven hebben voor iedereen [34]

Neurobiologische literatuur toont aan dat er verschillende circuits zijn voor ten minste twee vormen van empathie. Zo is er affectieve empathie, wat meer automatisch is en het delen van andermans interne staten vergemakkelijkt. Deze empathie omvat het spiegelneuronsysteem, de frontopariëtale en de structuren die bij het limbische systeem horen, zoals de anterieure cingulate cortex en de anterieure insula, omvat. Ook bestaat er nog de cognitieve empathie, wat vooral te maken heeft met mentaliseren en perspectief nemen. Dit systeem omvat de prefrontale, cingulate en temporele gebieden zoals de ventromediale prefrontale cortex, mediale temporale kwab, Brodmann-gebieden 10 en 12 en de temporopariëtale junctie. Bij vrouwen lijken de basis netwerken die betrokken zijn bij affectieve empathie meer ontwikkeld te zijn. Echter is nog maar weinig onderzoek gedaan naar genderverschillen in cognitieve empathie. [5]



Dit artikel "Genderempathiekloof" is uit Wikipedia. De lijst van zijn auteurs is te zien in zijn historische   en/of op de pagina Edithistory:Genderempathiekloof.



Read or create/edit this page in another language[bewerken]