Kleinkalibermunitie

Kleinkalibermunitie is de munitie bestemd voor vuurwapens. Bij de NATO-landen geldt een kalibergrens tot een kaliber tot 20mm.

Om het projectiel te verschieten is een kruitlading nodig. Tot in het einde van de 19e eeuw werd hiervoor zwart buskruit gebruikt. Eind 19e eeuw werd zwartbuskruit vervangen door rookzwak kruit. Dit laatste kruit heeft een betere verbranding naar gasvorm, geeft minder rook dan zwartbuskruit en heeft een beter te controleren verbrandingssnelheid. In de 19e eeuw ontwikkelde de ontsteking van de kruitlading d.m.v. vuursteen naar percussiecapje tot een patroon. De patroon bevat het percussiecapje, in de vorm van een slaghoedje, met kruitlading en projectiel. De houder van het slaghoedje en kruitlading is de huls

Projectielsoorten[bewerken]

De kleinkalibermunitie kan bestaan uit verschillende projectielen of combinatie hiervan:

Kogel;
Scherp;
Lichtspoor;
Pantser;
Brand;
Los;
Afvuur;
Markeer.

Van kogel tot scherpe patroon[bewerken]

Eeuwenlang is het projectiel een rond kogel van lood geweest die door een zwartbuskruitlading verschoten werd. Om de kogel een betere dracht te geven is al lang bekend om de loop van trekken en velden te voorzien om de ronde kogel rotatiestabilisatie te geven. Voor militair gebruik waren deze wapens te kostbaar en het laden nam te veel tijd in. Om de kogel van een voorlader te laden gaat bij een gladde loop gemakkelijker dan met een loop die voorzien is van trekken en velden. Militaire vuurwapens die meerdere schoten in relatief korte tijd moesten afgeven vervuilden snel door het gebruik van zwartbusbruik. militaire lopen hadden een overmaats kaliber ten opzichte van de ronde kogel. Tijdens de 19e eeuw veranderde er enorm veel aan de vuurwapens. Verbeterde technieken van metaalbewerking en inzicht van de scheikundige stoffen heeft het vuurwapen en gebruikte munitie toen revolutionair veranderd. Eind 19e eeuw was de balvormige kogel van lood veranderd in een gestroomlijnd rotatiegestabalisserd projectiel met een scherpe punt. Om het verschil aan te geven. Hoewel in Engels en Amerikaanse begrippen nog te term BALL wordt gebruikt.

Licht en rookspoor munitie[bewerken]

Naast het verschieten van projectielen met behulp van richtmiddelen kan ook gebruik gemaakt worden van licht of rookspoor. Het projectiel verbrand tijdens zijn vluchtbaan een licht- of rooksas waardoor de baan van het projectiel zichtbaar wordt. De engelse term "tracer" is inmiddels bekender.

Pantser[bewerken]

Met "pantser" wordt pantserbestrijdende munitie aangeduid. Het heeft een hardere kern dan scherpe munitie en veelal ook een hogere beginsnelheid waarmee deze verschoten wordt. Door de kinetische energie moet het projectiel doordringen.

Los[bewerken]

Met de losse patroon, in de volksmond "losse flodder" genoemd, wordt geen projectiel verschoten. Oude versies hiervan hadden wel een houten projectielvormige punt wat bij het verschieten voor de loop uiteenviel. Toen en ook nu is er een gevaarlijk gebied voor de loop aanwezig. Dit door mogelijke resten die toch uit het vuurwapen kan komen.

Afvuur[bewerken]

De afvuur patroon is bestemd voor het verschieten van een geweergranaat. Het bevat alleen een kruitlading. Het verschil met de losse patroon is de hogere kracht van deze patroon.

Markeer[bewerken]

Het projectiel met een markeermogelijkheid, bevat een explosieve stof die een knal, flits en/of rook afgeven op het moment dat deze tegen een hard doel komen. De Duitse Beobachtong-patrone "B-patrone" tijdens de tweede wereldoorlog bevatte een kleine springlading met witte fosfor

Dit artikel "Kleinkalibermunitie" is uit Wikipedia. De lijst van zijn auteurs is te zien in zijn historische en/of op de pagina Edithistory:Kleinkalibermunitie.