Leap Castle

Geplaatst:
06-09-2018

Dit artikel is geheel of gedeeltelijk overgenomen uit andere bronnen

Omdat deze pagina daarmee mogelijk auteursrechten schendt, is ze op de beoordelingslijst geplaatst. Hier is mogelijk ook een meer gedetailleerde reden voor verwijderingsnominatie te vinden.

Het is mogelijk dat de tekst met toestemming van de auteur of van een andere bron gekopieerd is, maar dat dit niet duidelijk gemaakt is bij het aanmaken van dit artikel. Indien dit het geval is, kaart dit dan a.u.b. aan op de overlegpagina van dit artikel en op de betreffende beoordelingslijst. Als je een auteursrechtvrije invulling voor deze pagina weet, aarzel dan vooral niet en vervang deze tekst door jouw bijdrage. Vergeet dit dan niet te melden op de beoordelingslijst.

Pas als het artikel volledig is herschreven of de auteursrechtensituatie is opgehelderd kan dit sjabloon verwijderd worden. Geef dit aan op de lijst door het toevoegen van de reden.

(↓/✔/✂)

Leap Castle (spreek uit: "Lep") is een kasteel in Coolderry in County Offaly (Ierland), ongeveer 6,5 km ten noorden van de stad Roscrea en 9,5 km ten zuiden van Kinnitty, aan de R421.

Het kasteel was te zien op de titelpagina van verschillende edities van de roman The Riders geschreven door de Australische auteur Tim Winton.

Geschiedenis[bewerken]

Er zijn verschillende berekeningen wanneer precies de hoofdtoren/bewaarplaats werd gebouwd; variërend van de 13e eeuw tot eind 15e eeuw, maar hoogstwaarschijnlijk rond het jaar 1250. Het werd gebouwd door de O'Bannon-clan en heette oorspronkelijk "Léim Uí Bhanáin" (zoals het vruchtbare land rond het kasteel dat werd geassocieerd met de Bannon-clan), of "Leap of the O'Bannons". De O'Bannons waren de "secundaire hoofdmannen" van het gebied en waren onderworpen aan de heersende O'Carroll clan. Er zijn aanwijzingen dat het op dezelfde plek was gebouwd als een ander oud stenen gebouw dat mogelijk ceremonieel van aard was, en dat dat gebied sinds tenminste de IJzertijd (500 vGT) en mogelijk sinds het neolithicum consequent is bezet.

De Annalen van de vier meesters vermelden dat de graaf van Kildare, Gerald FitzGerald, tevergeefs probeerde het kasteel te veroveren in 1513. Drie jaar later viel hij het kasteel opnieuw aan en slaagde erin het gedeeltelijk te slopen. Echter, tegen 1557 waren de O'Carrolls weer in bezit.

Na het overlijden van Mulrooney O'Carroll in 1532 raakte de O'Carroll-clan verwikkeld in familiestrijd. Een felle rivaliteit voor het leiderschap barstte los binnen het gezin. In het bittere gevecht om de macht vochten broers met elkaar om de macht. Een van de broers was een priester. Terwijl hij de mis voor een groep van zijn familie hield (in wat nu de Bloody Chapel wordt genoemd), stormde zijn rivaal de kapel binnen en doorstak hem met zijn zwaard. De vermoorde priester viel over het altaar heen.

In 1659 ging het kasteel door huwelijk over in het bezit van de familie Darby. Opmerkelijke leden van deze familie waren vice-admiraal George Darby, admiraal Henry D'Esterre Darby en John Nelson Darby. Tijdens de ambtstermijn van Jonathan Charles Darby, werden seances gehouden in het kasteel door zijn vrouw Mildred Darby, die een schrijver van gotische romans was: dit leidde tot publiciteit over het kasteel en zijn geesten. De centrale donjon werd later aanzienlijk uitgebreid, maar om dat te kunnen bekostigen werden de huurprijzen verhoogd en veel van het land dat bij het kasteel hoorde werd verkocht. Dit was mogelijk de aanleiding voor het in brand steken van het kasteel tijdens de Ierse Burgeroorlog in 1922.

In 1974 werd het kasteel gekocht door de Australische historicus Peter Bartlett, wiens moeder een Banon was geweest. Bartlett, samen met bouwer Joe Sullivan, voerde uitgebreide restauratiewerken uit aan het kasteel tot aan zijn dood in 1989.

Sinds 1991 is het kasteel in privébezit van muzikant Seán Ryan, die het restauratiewerk voortzet.