You can edit almost every page by Creating an account. Otherwise, see the FAQ.

Litanei auf das Fest Allerseelen

Uit EverybodyWiki Bios & Wiki
Ga naar:navigatie, zoeken

Jacobi door Johann Tischbein

Litanei auf das Fest Allerseelen (Litanie op het feest Allerzielen) is een gedicht van Johann Georg Jacobi dat door Franz Schubert in 1816 op muziek werd gezet (D 343).

Achtergrond[bewerken]

In augustus 1816 zette Schubert in enkele dagen zes gedichten van de twee jaar eerder overleden Jacobi (1740-1814) op muziek. In september volgde een zevende en laatste gedicht. Het lied Litanei auf das Fest Allerseelen, tot op de dag van vandaag ook als rouwlied veelvuldig ten gehore gebracht,[bron?] moet daarvan deel hebben uit gemaakt. In dat jaar was Schubert gewoon van één en dezelfde auteur meerdere teksten te toonzetten. Voorts maakte het lied deel uit van het liederenboek voor Therese Grob (1798-1875), de jeugdvriendin op wie Schubert verliefd zou zijn geweest, dat hij op haar achttiende verjaardag op 16 november ten geschenke gaf.

Jacobi, die in 1784 als eerste protestantse hoogleraar literatuur benoemd werd aan de universiteit van het katholieke Freiburg, schreef veel anacreontische liederen en sonnetten die allesbehalve geapprecieerd werden door intellectuelen van zijn tijd als Herder en Goethe (“Rijmelarij voor vrouwen”). Als protestant moet Jacobi voldoende vertrouwd zijn geweest met de katholieke feestdagen en liturgie om een gedicht te wijden aan het Hochfest von Allerseelen op 2 november en het de titel Litanei mee te geven. Het Griekse woord lianeia staat voor smeekbede en is in de katholieke liturgie een gebed met een voorbidder en een gehoor dat repetitief antwoordt met een korte, geijkte formule. Het lied Litanei auf das Fest Allerseelen telt negen strofen welke elk, als in het liturgisch gebed gevolgd worden door een en dezelfde slotregel: “Alle Seelen ruhen in Frieden”. Litanei maakte deel uit van een verzenbundel door Jacobi in 1816 gepubliceerd. Zijn gedichten moeten toen als geschikt om op muziek gezet te worden onder Schuberts aandacht zijn gebracht.

Het oorspronkelijke gedicht telt negen strofen waarvan de eerste als negende slotstrofe herhaald wordt. Het is niet gebruikelijk alle strofen te zingen. Schubert gaf niet aan welke strofen hij behalve dan de eerste prefereerde. Het lied werd in 1831 gepubliceerd met de strofen een, drie en zes. Deze selectie is gebruikelijk geworden. Florian Boesch en Ian Bostridge maakten echter een eigen selectie. Schubertvertolker Dietrich Fischer-Dieskau stelde dat slechts twee strofen gezongen dienen te worden omdat het kalme en zoete effect van de melodie nadelig beïnvloed zou worden door te veel herhaling. Het lied is geschreven voor een mannenstem, maar wordt ook wel uitgevoerd door een zangeres. De gekozen tempi met een totale gemiddelde tijd van vijf minuten kunnen erg verschillen. Matthias Goerne steekt de kroon met een duur van bijna acht minuten. De muzikale stijl komt bijzonder vertrouwd over met een kabbelende begeleiding van een betrekkelijk eenvoudige melodie gekenmerkt door legato. In het jaar 1816 stelde Schubert zich als doel pure en eenvoudige melodieën te scheppen, een als het ware Italiaans contrast met het minder stralende Duitse dramatische recitatief en arioso. Schuberts leermeester Antonio Salieri, met wie trouwens in dat jaar de negentienjarige leerling brak, zou ingenomen zijn met deze stilistische benadering die meer in de smaak viel. Compositorisch vormen de eerste en de laatste regel van een strofe plus het piano postludium twee elegische markeringspunten, waarbinnen de melodie omsloten wordt. De piano is meestal licht ondersteunend waarbij de resonantie van de baslijn een bescheiden maar onmiskenbare kracht verleent aan de zich afwikkelende melodie. De afsluitende drie solomaten worden als treffend voor Schuberts kunnen beschouwd, aldus pianist Graham Johnson.

Schubert werd vlak bij het graf van Beethoven begraven, op de begraafplaats van de Weense voorstad Währing. In 1888 zijn Schuberts stoffelijke resten overgebracht naar een eregraf op de Wiener Zentralfriedhof.

Tekst[bewerken]

RUHN IN FRIEDEN ALLE SEELEN LITANIE VOOR ALLERZIELEN

Ruhn in Frieden alle Seelen,

Die vollbracht ein banges Quälen,

Die vollendet süßen Traum,

Lebenssatt, gebohren kaum,

Aus der Welt hinüber schieden;

Alle Seelen ruhn in Frieden!


Die sich hier Gespielen suchten,

Oefter weinten, nimmer fluchten,

Wenn vor ihrer treuen Hand

Keiner je den Druck verstand;

Alle, die von hinnen schieden,

Alle Seelen ruhn in Frieden!


Liebevoller Mädchen Seelen,

Deren Thränen nicht zu zählen,

Die ein falscher Freund verließ,

Und die blinde Welt verstieß;

Alle, die von hinnen schieden,

Alle Seelen ruhn in Frieden!


Und der Jüngling, dem verborgen,

Seine Braut am frühen Morgen,

Weil ihn Lieb' ins Grab gelegt,

Auf sein Grab die Kerze trägt;

Alle, die von hinnen schieden,

Alle Seelen ruhn in Frieden!


Alle Geister die, voll Klarheit,

Wurden Märtyrer der Wahrheit,

Kämpften für das Heiligthum,

Suchten nicht der Marter Ruhm;

Alle, die von hinnen schieden,

Alle Seelen ruhn in Frieden!


Und die nie der Sonne lachten,

Unterm Mond auf Dornen wachten,

Gott, im reinen Himmels-Licht,

Einst zu sehn von Angesicht:

Alle, die von hinnen schieden,

Alle Seelen ruhn in Frieden!


Und die gern im Rosen-Garten

Bey dem Freuden-Becher harrten;

Aber dann, zur bösen Zeit,

Schmeckten seine Bitterkeit;

Alle, die von hinnen schieden,

Alle Seelen ruhn in Frieden!


Auch, die keinen Frieden kannten,

Aber Muth und Stärke sandten

Ueber leichenvolles Feld

In die halb entschlafne Welt;

Alle, die von hinnen schieden,

Alle Seelen ruhn in Frieden!


Ruhn in Frieden alle Seelen,

Die vollbracht ein banges Quälen,

Die vollendet süßen Traum,

Lebenssatt, gebohren kaum,

Aus der Welt hinüber schieden:

Alle Seelen ruhn in Frieden!


1776


Rust in vrede alle zielen,

Die gekweld in angst vervielen,

Die het leven was één boeket,

Levensmoe, ter wereld net,

Van de wereld afgesneden,

Alle zielen rust in vrede!


Die om metgezellen gingen,

Eerder treurden dan te dwingen,

Als de druk van eigen hand,

Steeds weer opriep tegenstand,

Allen die zijn overleden,

Alle zielen rust in vrede!


Liefdevolle meisjeszielen,

Die de tranen heet ontvielen,

Door een lage vriendenstreek,

Elkeen liet hen in de steek,

Allen die zijn overleden.

Alle zielen rust in vrede!


En de jonkman in de morgen,

Stil door zijn bruid te bezorgen,

Op zijn steen hun liefdesbed,

Liefdevol een kaars gezet,

Allen die zijn overleden,

Alle zielen rust in vrede!


Alle geesten, martelaren,

Overtuigd ten strijd gevaren,

Streden voor het woord van God,

Geenszins achtend ’t eigen lot,

Allen die zijn overleden,

Alle zielen rust in vrede!


En die nooit de zon toelachten,

In de maan op doornen wachtten,

God in zuiver hemellicht,

Eens te zien in ’t aangezicht,

Allen die zijn overleden,

Alle zielen rust in vrede!


Die graag in de hof van rozen,

Zich met wijn gingen verpozen,

Plotseling dan in kwade tijd,

Smaakten zij zijn bitterheid,

Allen die zijn overleden,

Alle zielen rust in vrede!


Ook die nooit in vrede leefden,

Wier moed en kracht nimmer sneefden,

Boven gruwelijk lijkenveld,

In een wereld half dood geteld,

Allen die zijn overleden.

Alle zielen rust in vrede!


Rust in vrede alle zielen,

Die gekweld in angst vervielen,

Die het leven was één boeket,

Levensmoe, ter wereld net,

Van de wereld afgesneden,

Alle zielen rust in vrede!


Vertaling August Agasi,

Allerzielen 2021


Dit artikel "Litanei auf das Fest Allerseelen" is uit Wikipedia. De lijst van zijn auteurs is te zien in zijn historische   en/of op de pagina Edithistory:Litanei auf das Fest Allerseelen.



Read or create/edit this page in another language[bewerken]