You can edit almost every page by Creating an account. Otherwise, see the FAQ.

Renovatie Paleis op de Meir

Uit EverybodyWiki Bios & Wiki
Ga naar:navigatie, zoeken

Restauratie van het “Paleis op de Meir” 1983-2010

Beschrijving van toestanden vóór en na restauratie en van gefaseerde uitvoeringen.

Voorafgaand[bewerken]

In tegenstelling met een nieuwbouw kunnen de bezoekers van een gerestaureerd pand zich geen idee vormen rond toestanden vòòr restauratie. Met deze beschrijving en enkele vergelijkende foto’s werd getracht toch enig inzicht te geven rond de afgelegde weg naar de verwezenlijking van deze restauratiepuzzel . Zolang behorend aan het Koningshuis, was het stadspaleis aan de Meir voor de voorbijganger zo goed als een levenloos pand dat wel in stand werd gehouden .

Oneigenlijk werd het pand in gebruik genomen vanaf 1969 na overdracht door Koning Boudewijn aan het Ministerie van Nederlandse Cultuur, waarna beslist werd er een Internationaal Cultureel Centrum (ICC) voor avant-gardekunst in onder te brengen.

Door architect Werner De Bondt ontworpen kamerhoge tentoonstellingspanelen konden eerst, met respect voor het interieur, los van de bestaande wanden gemonteerd worden. Kunst kon dan tentoongesteld worden in dialoog met het historisch kader. Deze panelen geraakten vrij vlug in onbruik en werden, om de actuele kunst te kunnen tentoonstellen, heel wat oorspronkelijke wanden respectloos , in toen obligaat wit, overschilderd nadat ook wandbespanningen in zijde met triplexplaten werden afgetimmerd.

In die periode hechtte men, ook internationaal, inderdaad weinig of geen waarde aan het behoud van erfgoed.

De aard van de activiteiten, georganiseerd door het ICC, waren niet bevorderend voor het in standhouden van het interieur temeer daar vanaf begin jaren 1980 de organisatie stuurloos geraakte.

Toenmalig Minister van Cultuur Karel Poma gaf dan architecten De Winter en Van hunsel de opdracht over te gaan tot de restauratie van het Paleis . Gevraagd werd alvast te starten met uitbreidings- en restauratiewerken aan het koetshuis waarin dan de activiteiten van het ICC, onder leiding van medewerkers van zijn Ministerie, alvast konden verder gezet worden. Ondertussen zocht men voor de voorbouw van het paleis naar integreerbare bestemmingsmogelijkheden om dan te kunnen overgaan tot een aangepaste volledige restauratie.

Zolang nog geen definitieve bestemmingen vastgelegd, werd de voorbouw nog opengesteld voor enkele tentoonstellingen, wat niet altijd de verdere instandhouding bevorderde. Tijdelijk werden de salons , beneden vooraan de linkervleugel, opengesteld voor een kunst-bibliotheek met leeszaal. In 1992 moest met spoed in het kader van “Antwerpen Culturele Hoofdstad van Europa 1993” in de oorspronkelijke keukenruimte op de begane grond in de linkervleugel een volwaardig filmzaaltje ingebouwd worden met toegang via het salon van de Maarschalk. De zaal voor het Filmmuseum werd eveneens, conform de technische vereisten, ontworpen door architecten De Winter en Van hunsel. Met respect voor de bestaande toestand werden voorzetwanden en binnenluiken reversibel ingebouwd, waarbij de integratie vanuit de binnenkoer ook nauwelijks merkbaar was. De nog aanwezige originele faience-wandbetegelingen van de oorspronkelijke keuken, momenteel volwaardig tot hun recht komend in het chocolaterie-atelier, werden alzo bewaard.

Studiefazen en voorbereidende dossiers[bewerken]

Gans het verhaal van het paleis is best te vergelijken met een complex te restaureren driedimensionale puzzel.

Gans de erfgoed-puzzel moest terug zijn oorspronkelijke uitstraling krijgen. Naast aanvullen van ontbrekende stukken , dienden verouderde, beschadigde of overschilderde delen gerestaureerd te worden .

Ter voorbereiding van een restauratiedossier moest vooreerst grondig kennis gemaakt worden met de bouwgeschiedenis van het pand en met de diverse toegepaste materialen.

Respectievelijk werd de bouwgeschiedenis uit archieven samengesteld door Mimie Debruyn en werd materiaal-technisch onderzoek uitgevoerd door Lode Declercq.

Grondige opmetingen uitgevoerd door het architectenbureau waren verder noodzakelijk voor deskundig anatomisch doorzicht.

Bij het zoeken naar nieuwe bestemmingen moest niet alleen rekening gehouden worden met het maximaal behoud van het historisch pand maar moest ook rekening gehouden worden met inherente beperkingen.

Planmatig heeft dit pand bijkomend volgende belangrijkste restricties :

  • Door de open doorgangen tussen respectievelijk de inkom aan de Meir en de binnenkoer en tussen binnenkoer en achterliggende tuin zijn linker- en rechtervleugel aan de begane van elkaar gescheiden.
  • Daar bij de oprichting van het paleis, buiten beperkt sanitair andere technische installaties onbekend waren, bood het pand zeer beperkte mogelijkheden voor inwerken van leidingen, kabels en kanalen.
  • Aan begane grond en 1° verdieping, met te behouden ruimten , was geen ruimte vrij te maken voor voldoende uitgebreide toiletfaciliteiten.
  • Daar de salons in enfilade liggen, waarbij deze onderling doorlopend verbonden zijn met dubbele deuren, zijn deze salons uiteraard niet afzonderlijk toegankelijk via gangen.

Een ideeën voor bijvoorbeeld een representatieve huisvesting voor het rectoraat van de Universiteit van Antwerpen of voor een congrescentrum werden vlug uitgesloten daar bureel- en vergaderruimten niet afzonderlijk toegankelijk konden gemaakt worden . Bijkomend was een afgesloten rondgang aan de begane grond uiteraard niet mogelijk.

Zoals complexe puzzels dikwijls eerst, na heel wat wisselende opties, samengesteld raken zo gebeurde dit eveneens met het paleis.

Ingevolge wijzigende prioriteiten gesteld door opeenvolgende kabinetten en uitblijven van enige beslissing rond bestemming(-en) en daaraan gekoppeld vrijmaken van budgetten besliste de administratie van de Vlaamse Gemeenschap , om de zaken niet verder uit te stellen, alvast een dossier te laten indienen tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning.

In dit dossier vormde de brandveiligheid één van de belangrijkste onderdelen.

Daar waar algemene voorschriften, naar brandveiligheid toe, niet in functie van historische gebouwen opgemaakt werden moest voor het behoud van het interieur nauw overlegd worden met de Brandweer van Antwerpen. Met de ervaring van de architect rond het terug volwaardig in gebruik kunnen stellen van de Bourla Schouwburg konden in overleg met de Brandweer beveiligingsmaatregelen bekomen worden waarbij het origineel planconcept , het origineel schrijnwerk en de bestaande decoraties zonder meer konden bewaard blijven.

Buiten voornamelijk de nodige branddetectie en blusmiddelen moesten houten trappen vervangen worden door trappen in beton. Verder moest een nieuwe voldoende brede brandveilige evacuatietrap ingekokerd worden en moest aan de kelder een bijkomende evacuatiemogelijkheid voorzien worden .

Zonder de definitieve bestemming te kennen namen de architecten bij de uitwerking van de plannen voor de nodige vergunning opties waar rond vaste knooppunten later meerdere bestemmingen zouden kunnen functioneren.

Voorbereidende werken aan de voorbouw[bewerken]

Zonder enige bestemming te kennen besloot de Vlaamse Overheid, eveneens ter voorkoming van verdere aftakeling, de restauratie in afzonderlijke fazen aan te vatten waarbij van buiten naar binnen zou gewerkt worden.

Dakrenovatie[bewerken]

In 2001 werden eerst nodige dakrenovatie-werken uitgevoerd.

Deze werken omvatten de renovatie van de bedakingen na ontmanteling, renovatie en curatieve behandeling van de daktimmer . Tegelijk werden de natuurstenen schoorstenen op de daken gerestaureerd en werden de verankeringen tussen bedakingen en de natuursteen-gevelelementen geconsolideerd ( o.a. kuifstuk en beelden aan voorgevel).

Buitenschrijnwerk[bewerken]

In 2003 werd het buitenschrijnwerk van alle gevels gerenoveerd , waarbij na jaren van afwezigheid, de gerestaureerde luiken eveneens opnieuw werden opgehangen

Bij deze restauratiefase is er zoveel mogelijk van het originele buitenschrijnwerk bewaard, dit door enkel de aangetaste delen plaatselijk te vervangen. Slechts 3 luiken dienden volgens originele uitvoeringswijzen volledig gereconstrueerd te worden met Franse eik

Met de herplaatste luiken kregen de raamstelsels terug het uitzicht overeenkomstig de Hollandse periode. In functie van de staatsietrap in de door Leopold II ingerichte inkomhal werden twee oorspronkelijke guillotineramen met kleinruiten aan de binnenzijde afgedicht. Deze guiollotine ramen zijn bewaard gebleven en bevinden zich aan de binnenkoer achter de twee gesloten

luiken.


Natuurstenen geveldelen[bewerken]

In een derde fase werden in 2004 de natuurstenen gevels aan de Meir en de eerste travee van de zijgevel aan de Wapper gereinigd en gerestaureerd. Deze gevels stonden door de vervuiling van de natuursteen er erg somber bij. Het gebeeldhouwde kuifstuk was bijna volledig zwart en delen van het sculpteerwerk waren losgekomen.De natuurstenen geveldelen werden uit verschillende zandsteensoorten opgebouwd (zoals Bentheimer, Oberkirchner en Ernzen). Het petrografisch onderzoek naar de steensoorten en de chemische analyses van beproefde reinigingsmethoden werden uitgevoerd door prof. Nijs van het laboratorium voor Mineralogie- Petrologie van de Universiteit van Gent en door Dr. De Witte van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. Ter controle van kleuren en patina werden ook, proefondervindelijk, verschillende reinigingsmethoden ter plaatse uitgetest en geanalyseerd om voor elk geveldeel tot het beste resultaat te kunnen komen. De vlakke geveldelen werden dan hydro-pneumatisch gereinigd met het genaamde Torbo-systeem waarbij de natuursteen zonder beschadiging kon gereinigd worden.

De uit het kuifstuk verdwenen engel werd gereconstrueerd met behulp van een speciale mortel samengesteld uit natuursteen en minerale bindmiddelen. (literatuurverwijzing M&L 1/2008 )


Integratie nieuwe ruwbouwdelen[bewerken]

In 2005 werden, na omzichtig uit te voeren breekwerken, nodige nieuwe ruwbouwdelen ingewerkt.

Voor de veiligheid en eveneens ten behoeve van de integrale toegankelijkheid werd enerzijds in de linker okselbouw een liftkoker ingewerkt tussen kelder en 1° verdieping met anderzijds achteraan de rechter okselbouw een verlaagde koer met ruimte voor het inwerken van een hefplateau.

Dit hefplateau werd eveneens voorzien voor bevoorrading van de geplande kelderkeuken. In de verlaagde koer werd eveneens een brandveilige buitentrap ingewerkt voor de evacuatie van kelders.

In de linker okselbouw werd de bestaande houten halve wenteltrap vervangen door een trap in gewapend beton , nadat de bestaande trapruimte door het gemetst booggewelf doorgetrokken werd tot in de kelder. Midden de wenteltrap werd een ruimte voorzien voor het in werken van een bordenlift.

In rechter okselbouw werd voor evacuatie van de eerste verdieping tot op tuinniveau een brandveilige trap ingekokerd.

De kelderruimten onder de okselbouw links achteraan de binnenkoer , met de uit te breken verouderde cv-ketels , werden aangepast in functie van later in te richten keukenruimten.

Na verwijdering van de mazouttanks uit de kelderruimte, tussen linker en rechter okselbouw, werd deze ruimte aangepast ten behoeve van nieuwe sanitaire voorzieningen. Meteen werd ondergronds een doorgang mogelijk tussen de kelders van de linker- en rechtervleugel.

Daar onder de keldervloeren rioleringen nauwelijks aanwezig, moest een volledig nieuw rioleringsstelsel ingewerkt worden.

Verdeeld over afzonderlijke aannemingen werden later deze ruwbouwdelen afgewerkt


Tussentijdse restauratiewerken[bewerken]

Restauratie van schilderijen in de Maarschalk salons (begane grond rechts vooraan)[bewerken]

Los van andere restauratiewerken werden in 2006 de wandschilderijen in de slaapkamer & salon van de Grootmaarschalk door een schilderrestaurateur onder handen genomen.

De werken in de salons van de grootmaarschalk werden uitgevoerd door Balthasar Beschey (1708 – 1776) en verbeelden verschillende gebeurtenissen uit het leven van de Heilige Jozef.

De olieverfschilderingen waren niet alleen sterk vervuild, de vernislaag was verdonkerd, de picturale lagen vertoonden sleetplekken en oude lacunes waren destijds onzorgvuldig ingevuld .

In de voormalige slaapkamer (salon tegen scheimuur) was de wandschilderij, met ingewerkte verborgen deur, bijkomend ernstig doorgescheurd en was deze voorheen deels hersteld met zogenaamde stoplappen.

Ingevolge de te kleine vloeroppervlakte van de slaapkamer om het doek “Ontmoeting van Jacob en zijn zoon Jozef” , ter voorbereiding van transport, met raamwerk op de vloer van het naastgelegen grotere salon te kunnen neerleggen, moest eerst de deuromlijsting tussen de twee salons gedemonteerd worden.

Het grotere tableau in het eerste salon, genaamd ‘Triomf van Jozef “ moest ter plaatse gerestaureerd worden .Het was veiliger dit werk niet te transporteren daar ingevolge eerdere restauratie met verdoeking de verflagen te erg gecraqueleerd waren.

Na afnemen van vernis, overschilderingen, opvullingen e.d. werden de doeken op de nieuwe spieramen bevestigd om dan geïntegreerde retouches uit te voeren en het geheel opnieuw te vernissen. Na herplaatsen werden rond de schilderijen nieuw sierlijsten geplaatst.

Daar het bestaande spieraam van het schilderij in de slaapkamer onvoldoende stijf was moest het werk op een stabiel raamwerk, met grotere houtsecties, opgespannen worden. Vóór herplaatsing van de schilderij moest de bolstaande achterliggende muur eerst afgekapt worden.


De grisailles van de hand van Marten Jozef Geeraerts als supraporta (boven deuren) en deze boven de ingemaakte kasten in de slaapkamer en bovenaan de schouwboezem in het salon werden door hetzelfde atelier gereinigd.

Bij eerste aanblik, net gebeeldhouwd, is de “trompe-l'oeil” van deze grisailles (ook te vinden in het salon in de linker vleugel) kunstig bedrieglijk.


In afwachting van de aanbesteding ter vervollediging van de verdere interieurrestauraties van deze salons moesten de gerestaureerde schilderijen beschermd worden ingevolge weinig of tijdelijk zonder passende centrale verwarming

Restauratie van Spiegelzaal[bewerken]

Om blijvende vooruitgang van de werkzaamheden te kunnen aantonen besliste het bestuur de Spiegelzaal afzonderlijk te laten restaureren inclusief nodige voorzieningen voor integratie van nieuwe technische installaties, zonder dat het totaalconcept van de technische installaties gekend was .

Reinigen en schilderen/behandelen van wanden, plafond en schrijnwerk werd uitgevoerd met behoud van het algemene gepatineerde beeld, hiertoe werden de nodige reinigingsproeven en kleurstalen geplaatst. Het beslag, hang- en sluitwerk van ramen & deuren werd gerestaureerd, ontbrekende delen werden aangevuld. De parketvloer in “Grand Versailles” werd gereinigd en vernist met het oog op het gebruik voor recepties.

De kristallen plafondluchters en wandarmaturen werden gereinigd, gerestaureerd en herbedraad. De verlichting werd dan verzekerd met een voorlopige voeding.

Ventilatiemonden en kanalen werden boven de aanwezige kroonlijsten geplaatst om deze te kunnen aansluiten op de latere globaal uit te voeren luchtbehandelingsinstallaties.

Op weg naar definitieve bestemmingen[bewerken]

Ondertussen ontbrak nog steeds de schakel rond de definitieve bestemming tot Erfgoed Vlaanderen (sinds 2012 deel uitmakend van HERITA ) hierbij werd ingeschakeld . Erfgoed Vlaanderen werd destijds op initiatief van de Vlaamse regering opgericht om onder andere monumenten te beheren en hiervoor financiële middelen samen te brengen.

Met het paleis werd dan beslist inkomsten te genereren deels uit verhuringen en deels uit inkomgelden bij museale bezoeken.


In overleg tussen Erfgoed Vlaanderen en de afdeling Onroerend Erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap werd vooropgesteld dat na de restauratiewerken de 18de eeuwse salons op het gelijkvloers aan de kant van de Wapper verder bemeubeld worden door de uitbater van het Café Impérial. De binnenkoer met terras aansluitend bij het Café Impérial leent zich perfect als publiekstrekker. De rechtervleugel op de benedenverdieping zou dan deels in gebruik genomen worden door “The Chocolate Line” na verdere inrichting door de uitbater. In het atelier , in de oorspronkelijke keukenruimte, bleven de oorspronkelijke faience wandtegels bewaard . Verder werden door de uitbater de Maarschalksalons bemeubeld als verkoopruimten. De rechter okselbouw wordt in gebruik genomen door de uitbater van Café Imperial, met in de vroegere conciërge woning, burelen op de begane grond en personeelsruimten op de tussenverdieping. Op de eerste verdieping kunnen bezoekers via de statietraphal een museale rondgang maken langs de origineel bemeubelde salons uit verschillende bouwperiodes “en fillade” naar de keizerlijke slaapkamer met bijhorend sanitair om te eindigen in de Spiegelzaal. Zoals passend voor een spiegelzaal wordt deze samen met het aansluitend ontvangstsalon, eveneens met bemeubeling van de uitbater, ook verhuurd voor recepties en feestmalen. Ten behoeve van deze uitbating was het nodig de slaapkamer van de keizerin aangepast te restaureren. In plaats van het keizerlijk bed werd in deze ruimte, gelegen aan de diensttrap met bordenlift, een verdeeltoog geplaatst. Het paleis wordt alzo letterlijk opengesteld en vormt zo een uniek decor met passage tussen de Meir en de Wapper.

Met deels openwerken van de meidenkamers op de zolderruimten van de rechtervleugel waren er ideeën om deze in te richten als gastenkamers of er een tentoonstellingsruimte van te maken rond de geschiedenis van het paleis en rond de figuur van zijn ontwerper J.P.van Baurscheit. Omwille van budgettaire redenen maar ook doordat in functie van de integrale toegankelijkheid voor de dienst Onroerend Erfgoed geen liftkoker kon ingepland worden blijven de zolders boven de rechtervleugel tot aan de belvédère, gelegen boven de inkompoort aan de Meir, afgesloten voor bezoekers. Oorspronkelijk was ook vooropgesteld een deel van gewelfde kelders deels publiek toegankelijk te maken, bijv. bierkelder met degustatie van Belgische bieren. Buiten een vestiaire met lockers voor bezoekers onder de inkomhal en sanitaire ruimten achteraan onder de doorgang tussen linker- en rechter okselbouw werden de overige kelders uiteindelijk voorbehouden als dienstruimten voor de uitbatingen.

Om een overzicht te houden bij de evoluerende puzzelsamenstelling werd het dossier voor de architect om bijkomend rekening te houden met de wensen van de uitbaters er niet op vergemakkelijkt, doch vanaf nu kon op basis van concrete gegevens verder doorgewerkt worden.

Technische installaties[bewerken]

Na de uitvoering van de ruwbouwwerken en vooraleer kon overgegaan worden tot de uitvoering van de interieur-restauratiewerken moesten de bestaande technische installaties volledig vernieuwd worden. Om de nieuwe technieken te integreren besliste de administratie ook deze werken afzonderlijk aan te besteden, met daarna nog eens afzonderlijke aanbestedingen voor de afwerking van de uitgevoerde ruwbouwweken en voor de restauratiewerken aan de interieurs.

Dit maakte dat dikwijls meerdere afzonderlijk bestelde aannemers tegelijkertijd aan het werk waren waarbij hun werken ook niet door een algemene aannemer konden gecoördineerd worden.

De integratie van hedendaagse technieken blijft in historische panden een delicate onderneming. De architect bepaalde vooreerst op welke manier de technieken best konden ingewerkt worden zodanig dat de bestaande decoratieve delen minimaal konden beschadigd worden. Voor wat betreft de elektrische installaties kon bijvoorbeeld met behulp van zenders het inwerken van nieuwe bekabelingen tussen licht- en schakelpunten vermeden worden.

Bijkomend dienden heel wat bijkomende bekabelingen ingewerkt te worden in functie van branddetectie, alarm- en beveiligingsinstallaties maar ook voor nu onontbeerlijke data-voorzieningen .

Door de architect werden eveneens , naast de bepaling van eventueel nieuwe inplantingen van installatie componenten , vormelijk en functioneel passende aanvullende verlichtingsarmaturen geselecteerd. Zo werden in alle salons en museale doorgangen identieke verlichtingsprofielen los van de gedecoreerde zolderingen opgehangen. Deze profielen dienden niet alleen voor het ophangen en inwerken van cardanisch richtbare spots voor nodige accentverlichtingen. Bijkomend werden noodverlichtingsarmaturen ingewerkt maar ook doorvoeren van kabels en data bekabelingen ten dienste van audiogidsen.

Door de verouderde en nauwelijks regelbare bestaande verwarmingsinstallaties, destijds werkend op hoge watertemperaturen, werd heel wat schade aangebracht door uitdroging, niet alleen aan bestaande lambriseringen maar ook aan uniek uitgewerkte parketten.

Verdere schade moest voorkomen worden door een uitgebalanceerde verwarmings- en luchtbehandelingsinstallatie. Daar luchtkanalen uiteraard niet te integreren waren in de salons en om zoveel mogelijk roosters uit het zicht te houden werd door de architect vooropgesteld zo mogelijk gebruik te maken van de open haarden in de salons en van de bijhorende opgetrokken gemetste schouwkanalen. Uiteindelijk kon gebruik gemaakt worden van een vrij nieuw systeem waarbij de bestaande schouwkanalen luchtkanalen werden. Door expanderende kousen in de schouwen door te voeren kon meteen ook het schouwroet geïsoleerd worden.

Met behulp van luchtgroepen op te stellen in de zolderruimten kan de behandelde lucht alzo via de haardmonden in de salons ingeblazen worden.

De meeste gietijzeren radiatoren, geïnstalleerd tijdens de herinrichtingswerken door Leopold II, konden als basisverwarming bewaard blijven , nu in functie van de verschillende uitbatingen regelbaar o.a. via deels nieuw te installeren circuits , waarbij het verbruik ook afzonderlijk door iedere gebruiker kan opgemeten worden.

Getracht werd destijds ingewerkte cv- buizen zoveel mogelijke te hergebruiken om bijkomende niet in te schatten restauratiewerken te vermijden.

De stookplaats verhuisde van de kelder naar de zolderruimte van de linker okselbouw waar voor de nieuwe gasketels een brandvrije kooi werd ontworpen. Luchtgroepen werden gemonteerd in de zolderruimte boven het salon van de “19 provinciën ” en boven het salon tussen spiegelzaal en slaapkamer van de keizerin

Los van de houten zoldervloeren werden dan ,voor de opstelling van de stookplaats en van luchtgroepen, met behulp van stalen liggers zelfdragende kuipvloeren ontworpen welke dan ook mogelijk lekwater kunnen opvangen en afvoeren.

De installaties, volgens door de architect vooropgestelde concepten, werden dan voor uitvoering technisch uitgewerkt door studiebureau Grontmij, welk studiebureau door de opdrachtgever aangesteld werd .

Na een moeilijke verlopende toewijzingsprocedure rond de aanstelling van installateurs kon dan uiteindelijk de uitvoering van de technische installaties met vertraging, ten opzicht van de vooropgestelde planning, half 2008 aangevat worden .

Vliesbepleistering[bewerken]

Eveneens in 2008 werden de gemetste geveldelen aan de binnenkoer, aan de achtergevel en aan de Wapper opnieuw afgewerkt met een vliesbepleistering en een minerale verflaag. De glad afgewerkte kalk-zandpleisterlaag werd in de jaren ’70 afgekapt en de baksteen werd dan grof gezandstraald. Eerst werden de bakstenen geveldelen ter voorbereiding gereinigd door middel van Torbo laagdruk-rotatiewerveltechniek. Daar de toe te passen vliesbepleistering gekend door enkele uitvoerders , werden vooraf geschikte kandidaten geselecteerd op basis van kwaliteitscriteria en referenties. De gevelafwerking bestaat uit een zuivere kalkbepleistering met silicium houdend zand als vulmiddel. De mortelspecie werd tot een minimale dikte uitgevlakt, geschuurd en redelijk na gestreken om een glad oppervlak te bekomen dat toch het organisch beloop van de bak- en natuurstenen drager volgt. Achter de openblijvende herplaatste luiken werden waterdichte TL-strips geplaatst waardoor de luiken ook verlichtingsarmaturen werden voor discreet uitlichten van de binnenkoer.


Het paleis heeft nu opnieuw zijn oorspronkelijke “stralend witte” uitzicht. Ter bescherming werd de gevel aan de Wapper met een antigraffiti laag behandeld.

Tochtsassen[bewerken]

Voor het visueel en functioneel werkelijk openstellen van het paleis werd het bestaande tochtsas achter de poort aan de Meir, met dubbele draaideuren dwarsliggend op de doorgang naar de binnenkoer, vervangen door twee afzonderlijke zijdelings opgestelde beglaasde sassen , zodat voor het publiek een vrije doorgang naar de binnenkoer en het koetshuis bekomen werd. Bijkomend werd een nieuwe vrije doorloop gecreëerd tussen Meir en Wapper.

Met glazen schuifdeuren en warmte-gordijnen ingewerkt in de sassen kunnen de bestaande normaal gesloten bestaande inkomdeuren naar de linker- en rechtervleugel geopend blijven dit ook om de toegangen maximaal ontvankelijk te maken.

Vanuit de doorgang aan de Meir ziet men door de glazen schuifdeurstelsels aan linker zijde de trapzaal met de receptie en de toegang tot het Café Impérial en aan de rechterzijde het Maarschalksalon met de toog van de Chocolate Line.

Restauratie van het interieur[bewerken]

Voor de studie naar eerder toegepaste afwerkings- materialen en technieken werd onder meer stratigrafisch onderzoek uitgevoerd, waarbij op diverse plaatsen de over elkaar geschilderde lagen werden vrij gelegd en de verschillende kleuren aan de diverse bouwfazen werden gelinkt.

De nieuwe kleurstellingen en restauratiewijze werden per lokaal vastgelegd in overleg met de dienst Onroerend Erfgoed. In verschillende lokalen bestonden de vrij gelegde lagen uit grijstonen, waarbij voor een uniformiteit in nieuwe kleurstelling gekozen werd voor de grijze tint uit de Leopold II-periode.

Ter voorbereiding van de eigenlijke restauratiewerken werden vooreerst de beschadigde oppervlakten, ingevolge inwerken van technische installaties, bijgewerkt of hersteld.

Om waar nodig terug te komen tot de gewenste afwerkingen werden overschilderingen niet alleen van vroegere inrichtingsfazen maar ook , de door het Internationaal Cultureel Centrum (ICC) gewenste witte overschilderingen , deskundig verwijderd.

Oorspronkelijke afwerkingen werden na reiniging en ontvetten in de mate van het mogelijke enkel bijgewerkt. Overige delen werden met passende technieken en materialen gerestaureerd.

Daar anders te uitgebreid geven wij in het bestek van dit hoofdstuk hierna exemplarisch de restauratieaanpak van enkele delen.

Restauratie van het 3e salon op het gelijkvloers in de linkervleugel[bewerken]

Vroegere bouwsporen van de “stucco lustro" kwamen te voorschijn na verwijdering van de witte overschildering .Dit salon was oorspronkelijk enkel vanuit de okselbouw toegankelijk en had een valse deur tegenover de dubbele toegangsdeur.

Na reiniging moest over de oppervlakte van de verwijderde valse deur een nieuwe bepleistering aangebracht worden. Deze bepleistering werd uitgevoerd met eenzelfde samenstelling als het oorspronkelijke zodat een gelijk zuigende ondergrond klaar stond voor het aanbrengen van de picturale techniek verwant aan fresco. De marmerschildering werd in aquarel aangebracht waarna het nog gepolierd en afgewerkt werd met een microkristallijne was.

Restauratie van het Hollands salon op de verdieping[bewerken]

Reeds lang was ter conservatie maar ook ter beveiliging van bezoekers deze zoldering met kepers opgevangen en bespannen met kippengaas

Vooraleer, boven dit salon, de luchtgroepen konden gemonteerd worden op een nieuw te storten zelfdragende betonplaat moest het zwaar gehavende stucwerkplafond met de schilden van de “19 provinciën” , opnieuw in een afzonderlijke aanneming, gerestaureerd worden

Hierbij moest eerst de stabiliteit van het stucwerkplafond verzekerd worden. Het polychroom stucwerk werd eerst beveiligd door een facing met japans papier. Daarna werd los over de houten roostering, waaraan het stucwerk met rinkellatten (vlechtwerk met dun houten strookjes) gehecht was, een aluminium structuur geplaatst. In een raster van ongeveer 40 cm werden dan inox draadstangen doorgeboord en bevestigd aan de alu-draagprofielen. Na justeren van inox rondsels aan de draadstangen werden deze ophangpunten ingeplamuurd.

Verguldingen werden gereinigd en waar nodig bijgewerkt met het klassieke mixtion systeem waarbij gebruik gemaakt wordt van aangepaste legeringen (antiekgoud, oranjegoud of roodgoud) om diepe warme tonen te bekomen .

In de volgende fase werden effen delen overschilderd volgens de originele kleurstelling.

Toestand van zelfdragend parket vóór restauratie[bewerken]

Zelfdragende parket komt voor in de slaapkamers van de Keizer en van de Keizerin , in de salons van de Hofdame, in Klein Empire salon en in het Hollands salon .

De zelfdragende parketvloeren zijn van de Franse periode en bestaan uit zelfdragende houten stroken met tand- en groefverbindingen, zonder ondervloer, bevestigd op de houten roostering. Grote ruiten met telkens dubbele omlijsting afwisselend in eik, kers, esdoorn, mahonie en ebben zorgen voor een enig” trompe l’oeil” effect.

Door de natuurlijke krimp die het grootst is in de breedterichting zijn kieren ontstaan tussen de planken. Door droogstook en gecombineerd met zware belasting waren de tanden op verschillende plaatsen ernstig verzwakt zodanig dat panelen plaatselijk verzakten .

Detail beschrijving van de restauratiewerken aan de parketvloeren zou in het kader van deze algemene beschrijving ons te ver leiden.

Textiel restauratie[bewerken]

Het bewaarde textiel, zoals wandbespanningen en gordijnen, werd vanaf 2010 stelselmatig gerestaureerd en/of gereconstrueerd om het Paleis opnieuw aan te kleden zoals ontworpen en uitgevoerd bij de oorspronkelijke interieurinrichting.

Wandbespanningen[bewerken]

De graad van restauratie is, ook voor het textiel, bepaald door de nieuwe bestemming van de ruimte. De gordijnen en/of wandbespanning van een museaal salon zijn waar mogelijk geconserveerd door deze zacht te reinigen en de schade zo onzichtbaar mogelijk te herstellen. Wanneer de schade aan de stoffering geen haalbare restauratie toeliet, is gekozen om de stof te laten herweven in dezelfde materialen volgens de oorspronkelijk kleuren en met de originele motieven.

In de slaapkamer van de keizerin met herbestemming als dienstruimte bij feestelijkheden in het ontvangstsalon en de spiegelzaal was de oorspronkelijke stoffering, in blauwgrijs satijndamast, te erg beschadigd door zonlicht zodat restauratie technisch en esthetisch niet haalbaar was. Alle textiel is hier in nieuwe stof uitgevoerd sterk gelijkend op de oorspronkelijke . De oorspronkelijke zijdedamasten wandbespanningen in de twee eerste salons naast de inkomhal waren te waardevol om deze te vervangen. De stof werd met microstofzuigers gereinigd en scheuren werden vakkundig dicht genaaid. Ter bescherming van de zijde werd deze bijkomend geconsolideerd door een overheen aangebrachte tule, met een zelfde kleurtoon nauwelijks zichtbaar. De oorspronkelijke wandbespanningen in het blauw salon op de verdieping bestaande uit zijdeweefsel met blauwgrijze damastgrond waarin rozetten met lauwerkransen zijn afgewisseld met eenvoudige rozetjes, waren totaal verstikt doordat ten tijde van het ICC er een beplating was voor getimmerd. De zijde werd met identieke motieven nieuw geweven in Lyon, waar de oorspronkelijke stof ook vandaan kwam, Na reiniging van de achterliggende wandelen werd telkens eerst een brandvertragende molton geplaatst over het bestaande kaderwerk. Om de gerestaureerde en nieuwe stoffen te beschermen werd op het glas van de ramen een UV-werende folie geplaatst en werden supplementair transparante optrekgordijnen vòòr de ramen opgehangen.

Overgordijnen[bewerken]

De in het paleis sierlijke gedrapeerde overgordijnen met gordijnkappen werden naargelang het salon uitgevoerd in Lyonese zijdedamast of in moirézijde al of niet gefigureerd of in laken, telkens in aangepaste kleur en met galon/sierlint en franjes afgewerkt, wisselend met gefigureerde gebrocheerde galon en getorste franjes. De overgordijnen werden opgehangen met bijhorende cablé-gordijnkoorden en kwasten en met bijhorende embrassen. Vanaf de ICC periode werden de gordijnen in balen geborgen en moesten deze ter controle vóòr mogelijke restauratie opengelegd worden. Buiten nieuw te confectioneren gordijnen voor de spiegelzaal, balkonzaal, slaapkamer van de keizerin en voor de ramen in de inkomhal aan de begane grond, werden in de overige salons na reinigen en bijwerken, waar nodig, oorspronkelijke overgordijnen terug opgehangen worden. In de anti-chambre, salon naast de inkomhal, moesten de gordijnkappen nieuw gemaakt worden. Door late bestelling en ingevolge het tijdrovend gespecialiseerd werk werden de raamgarneringen in de salons eerst eind 2012 vervolledigd , De raamgarnereingen in de slaapkamer van de keizer konden nog niet afgewerkt opgehangen worden, ter gelegenheid van de tentoonstelling Bonaparte aan de Schelde (23.03.13 - 30.06.13) in het Museum aan de Stroom. Nodige werken aan de wandbespanningen, de overgordijnen en aan de bedhemel in deze slaapkamer werden uitgegeven als studieprojecten binnen de afdeling Opleiding Conservatie en Restauratie van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen maar lieten op zich nog wachten.

Luchters en wandappliques[bewerken]

Buiten de luchters en wandappliques van de spiegelzaal werden deze van de meeste andere salons in de periode van het Internationaal Cultureel Centrum veilig ingekist. Door een gespecialiseerde firma werden op atelier na demonteren en reiniging van alle onderdelen de luchters en wandappliques terug samengesteld waarbij zij volgens de geldende voorschriften opnieuw werden bedraad samen met monteren van nieuwe hittebestendige kaarsen en fittingen voor halogeen lampen dit om een grotere lichtschitteringen te bekomen.

Ontbrekende kristallen pegels, kralen en bollen werden aangevuld, naar vorm zoveel mogelijk gelijkend op de oorspronkelijke elementen.


Koetshuis en ingesloten tuin[bewerken]

Tussen de achtergevel van de voorbouw en de voorgevels van het koetshuis is de tuin met een hoge tuinmuur afgesloten. Tot 1969 was de huidige Wapper in het midden nog bebouwd. De hoge tuinmuur verhinderde dan de inkijk op de privaat-tuin.

Achter de rechtse tuinmuur werd de monumentale voorbouw (1908) van de toenmalige “Banque de Reports” uitgebreid met een banale achterbouw, hoger dan het paleis . Ten behoeve van het zicht vanuit de gelijkvloerse loketzaal werd de rechtse tuinmuur destijds door de bank verlaagd waardoor de kantoorgevel, in rode machinesteen, nog storender inwerkt op oorspronkelijke geborgenheid. Ruimtelijk werd met de nieuwe tuinaanleg geborgenheid gerecreëerd met groen, op te klimmen over een hiertoe ontworpen pergolawand.

Het oorspronkelijke koetshuis bij het 18de eeuwse hôtel-de-maître werd in 1905 verbouwd tot het een u-vormig bouwvolume met stallingen in de zijvleugels. In het mdden stonden de koetsen achter poorten met afgeronde bogen.

In het kader van de programma’s van het Internationaal Cultureel Centrum werden de bestaande benedenruimten occasioneel als afzonderlijke tentoonstellingsruimten gebruikt, dit echter zonder interne verbindingen. De verdieping bleef ongebruikt daar deze voor publiek , buiten moeilijke bereikbaarheid en ook niet brandveilig was.

In 1983 werd voor het ICC het koetshuis gerenoveerd waarbij naast de nodige brandveilige aanpassingen een glazen constructie ingebouwd werd van waaruit de verschillende bestaande ruimten op de begane als tentoonstellingszalen overdekt konden verbonden worden en van waaruit de verdieping ook toegankelijk kon gemaakt worden voor burelen en vergaderzaal.

Tijdens de werken in de voorbouw diende het koetshuis nog als centraal punt voor de organisatie van de “Zomer van Antwerpen”.

Aansluitend op de interieur-restauratiewerken van het paleis werd het koetshuis opnieuw gerenoveerd in functie van een horeca uitbating met aangepaste ruimten zowel op de begane grond als op de verdieping, eveneens met lift bereikbaar.

Daar waar in de rechtervleugel de paardenstallen reeds lang (vóór eerste renovatie van het koetshuis in 1983) waren uitgebroken bleven in de linker vleugel de koninklijke paardenboxen bewaard samen met de zadelkamer op de eerste verdieping in de rechtervleugel.

De nieuwe invulling werd ontworpen als een strak beglaasd volume met een plat dak waar doorheen de daklichten de relatie met bestaande gevels van het koetshuis behouden blijft.


Daar waar een deel van de tuin , voor de horeca-uitbating , ook als terras werd uitgewerkt, werden hoge opendraaiende ramen in de nieuwe voorgevel ingewerkt waardoor de binnenruimte bij mooi weer ook een overdekt terras wordt .

Met het openwerken van de doorgang aan de Meir en de activiteiten in het koesthuis werd via de binnenkoer en tuin een binnenstraat gecreeerd, Meir en Wapper verbindend.Door deze verbinding kreeg het koetshuis ook een aantrekkelijkere inplanting en lag het niet meer zomaar achteraan het paleis.


Het Paleis werd plechtig geopend op 15 mei 2010



Dit artikel "Renovatie Paleis op de Meir" is uit Wikipedia. De lijst van zijn auteurs is te zien in zijn historische   en/of op de pagina Edithistory:Renovatie Paleis op de Meir.



Read or create/edit this page in another language[bewerken]