Rudolf Sieckenius
Geplaatst: Dit artikel is geheel of gedeeltelijk overgenomen uit andere bronnen
18-03-2022
Het is mogelijk dat de tekst met toestemming van de auteur of van een andere bron gekopieerd is, maar dat dit niet duidelijk gemaakt is bij het aanmaken van dit artikel. Indien dit het geval is, kaart dit dan a.u.b. aan op de overlegpagina van dit artikel en op de betreffende beoordelingslijst. Als je een auteursrechtvrije invulling voor deze pagina weet, aarzel dan vooral niet en vervang deze tekst door jouw bijdrage. Vergeet dit dan niet te melden op de beoordelingslijst. Pas als het artikel volledig is herschreven of de auteursrechtensituatie is opgehelderd kan dit sjabloon verwijderd worden. Geef dit aan op de lijst door het toevoegen van de reden. |
Rudolf Sieckenius
| ||
Rudolf Sieckenius, 1941.
| ||
Geboren | 18 augustus 1896 Ludwigsthal | |
Overleden | 28 april 1945 Märkisch Buchholz, Brandenburg, Nazi-Duitsland | |
Rustplaats | Militaire begraafplaats, Teupitz; graf: 98[1] | |
Land/zijde | Duitse Rijk Weimarrepubliek Nazi-Duitsland | |
Onderdeel | Pruisische leger Deutsches Heer Heer | |
Dienstjaren | 1914 - 1920 1932 - 1945 | |
Rang | Generalmajor | |
Eenheid | Feld-Artillerie-Regiment von Podbielski (1. Niederschlesisches) Nr. 5 Landespolizei Führerreserve (OKH) 1 november 1943 | |
Bevel | 2e Pantserregiment 1 oktober 1932 15e Pantserregiment 1 oktober 1936 Panzerabwehr-Abteilung 66 16e Pantserdivisie (m.d.F.b.) 5 mei 1943[2] - 31 mei 1943[3] 16e Pantserdivisie 1 juni 1943 - 1 november 1943[2][3][4][5] 290e Infanteriedivisie 2 mei 1944 - 21 mei 1944 263e Infanteriedivisie 21 mei 1944[6] - 3 juni 1944[6]/ 14 augustus 1944[7] 221e Beveiligingsdivisie 14 augustus 1944 - 31 augustus 1944 391e Beveiligingsdivisie 5 september 1944 - februari 1945 | |
Slagen/oorlogen | Eerste Wereldoorlog
|
Rudolf Sieckenius (Ludwigsthal, 18 augustus 1896 – Märkisch Buchholz, 28 april 1945) was een Duitse officier en Generalmajor tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij leidde de 16e Pantserdivisie tijdens Operatie Avalanche in september 1943. Ondanks zijn algemeen erkende succes, dat er bijna toe leidde dat de geallieerden terug in de zee gedreven werden, werd Sieckenius tot zondebok[10][11][12] gemaakt, en buitenspel gezet tot aan zijn dood tijdens de Slag om Berlijn.
Leven[bewerken]
Sieckenius was de zoon van de succesvolle zakenman Alexander Sieckenius[8] en zijn vrouw Luise. Sieckenius studeerde boekhouden, industriële wiskunde en Frans. Het familiebedrijf ging regelmatig op zakenreizen naar Lorraine en het zuiden van Frankrijk.[8]
Eerste Wereldoorlog[bewerken]
Hij trad in augustus 1914 in dienst als Kriegsfreiwilliger (oorlogsvrijwilliger) van het Pruisische leger. Hij werd achtereenvolgens bij het Feld-Artillerie-Regiment von Podbielski (1. Niederschlesisches) Nr. 5 en het 5. Niederschlesische Infanterie-Regiment Nr. 154 terecht. Oorspronkelijk melde hij zich aan als officier voor de cavalerie maar omdat er een tekort was bij de infanterie wisselde hij van wapenvak.[8] Hij kreeg een korte opleiding (90 dagen), en haalde op 27 december 1916 zijn diploma. En werd tot Leutnant bevorderd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende Sieckenius als Zug- en Kompanieführer (pelotonscommandant, compagniecommandant) en als adjudant bij het 5. Niederschlesischen Infanterie-Regiment Nr. 154.
Interbellum[bewerken]
In 1920 werd hij met het Charakter van Oberleutnant uit de Deutsches Heer ontslagen. Om vervolgens op 29 april 1920 bij de Silezische Landespolizei (staat of provinciale politie) in dienst te treden.[9] Hij gaf les in gymnastiek en lichamelijke gesteldheid. Hij ging naar de dressuurschool van Bamberg, en werd daar commandant van het elitebegeleidingscompagnie van de Silezische bereden politiebataljon.[9] Op 29 september 1923 werd hij tot Oberleutnant der Polizei bevorderd. Later werkte hij in het politiebestuur van Wuppertal, en werd op 4 april 1928 tot Hauptmann der Polizei bevorderd. Op 1 oktober 1932 werd hij in de Heer opgenomen als Rittmeister en compagniecommandant. Op 1 april 1935 werd Sieckenius naar Stuttgart overgeplaatst, om als stafofficier van het 7. Kavallerieregiment (7e Cavalerieregiment) te dienen. Kort hierna werd hij naar de gemotoriseerde eenheden (1e, 2e en 3e detachement) gestuurd.
In oktober 1935 creëerde de Inspekteur der Kraftfahrkampftruppen und für Heeresmotorisierung Oswald Lutz en de Oberst Heinz Guderian de eerste drie pantserdivisies. Sieckenius vroeg meteen een overplaatsing aan, en werd benoemd tot commandant van de 6e compagnie van het 2e Pantserregiment (6/2e Pantserregiment). Wat een onderdeel was van de 1e Pantserdivisie bij Weimar. Vervolgens werd hij op 1 maart 1936 bevorderd tot Major. Op 1 oktober 1936 werd hij tot compagniecommandant van het 15e Pantserregiment benoemd. In 1936 werd Sieckenius tot ordonnansofficier van de divisiecommandant de Generalleutnant Baron Maximilian von Weichs benoemd. En op 1 oktober 1937 werd hij tot chef van de 1e afdeling van het regiment benoemd. Op 10 oktober 1938 nam Sieckenius het commando over van de Panzerabwehr-Abteilung 66 in Eisenach. Weichs werd tot commandant van het Wehrkreis XIII (13e militair district) benoemd, waarop Sieckenius naar het Panzer-Regiment 15 (15e Pantserregiment) werd gestuurd. Hij werd daar commandant van het 1e bataljon in Oppeln.[13] Hij kon niet goed overweg met zijn middelmatige commandant, de Oberstleutnant Johannes Streich die een moeilijke superieur was.[13] De relatie tussen Streich en de beide bataljonscommandanten Sieckenius en Goerbig verslechterde zodanig, dat Streich in januari 1939 de beide commandanten openlijk afsnauwde, hierop reageerden de beide bataljonscommandanten om hun commandant openlijk te bekritiseren. Hierop werden beide bataljonscommandanten overgeplaatst naar andere eenheden.[14][13] Sieckenius kreeg het commando over het 66. Panzer-Bataillon (66e Pantserbataljon) van de 2. Leichte-Division (2e Lichte divisie). Op 1 juni 1939 werd hij tot Oberstleutnant bevorderd.
Tweede Wereldoorlog[bewerken]
Met zijn bataljon nam hij aan de Slag om Frankrijk deel. Sieckenius deed het goed in Frankrijk, op een gegeven moment was zijn bataljon het enige dat de oprukkende 7e Pantserdivisie van Rommel kon bijhouden. Tijdens de Slag om Frankrijk, raakte Sieckenius gewond en moest hierdoor een korte periode zijn commando afgegeven. Na zijn genezing, werd hij benoemd tot commandant van het 3e bataljon van het Panzer-Regiments 25 (25e Pantserregiment). Vanaf 1 mei 1941 stond hij aan het hoofd van het Panzer-Regiment 2 (2e Pantserregiment), dat hij ook vanaf juni 1941 in de Rusland zou aanvoeren. Het regiment behield hun posities, en sloeg meerdere aanvallen van de Russen af. Toen de Russen eindelijk zich terugtrokken, lieten ze 243 tanks op het slagveld achter. Op 17 september 1941 werd Sieckenius door Hube persoonlijk voor zijn successen met zijn regiment met het Ridderkruis van het IJzeren Kruis onderscheiden.[13] Op 1 februari 1942 werd hij tot Oberst bevorderd. In december 1942 werd Sieckenius in het Führerreserve (OKH) geplaatst. Sieckenius raakte midden januari 1943, ernstig gewond en werd naar Duitsland teruggebracht om te herstellen.[15]
Italië
Op 2 februari 1943 werd hij commandant van de Auffangstabes, van de 16e Pantserdivisie in Frankrijk. Vanaf 5 maart was hij met de leiding (m. d. F. b. (mit der Führung beauftragt)) (vrij vertaald: met de leiding belast) over de 16e Pantserdivisie, welke na de vernietiging in Stalingrad opnieuw werd opgericht. Op 1 juni 1943 werd Sieckenius tot Generalmajor bevorderd en tot commandant van het 16e Pantserdivisie benoemd. De 16e Pantserdivisie werd aan het 14e Pantserkorps toegevoegd.[15] En op 25 mei 1943 reisde de 16e Pantserdivisie richting Noord-Italië. De infanterie reisde via München en de Brennerpas, het zware materiaal reisde via Avignon en Nice en hadden een rendez-vous bij Siena in Toscane. Vandaar reisde de 16e Pantserdivisie naar het zuiden van Italië, waarbij Sieckenius elke beschikbare eenheid langsheen de Golf van Salerno plaatste. Hij plaatste de eenheden ongeveer zo'n 5 kilometer van de stranden, in het geval dat de geallieerden met luchtlandingstroepen Hube in de rug wilden aanvallen. Ook hield hij zijn Italiaanse tegenhanger de generaal Ferrante Gonzaga van het 222ª Divisione costiera (222e Kustverdedigingsdivisie) in de gaten.[16] De 222e Kustverdedigingsdivisie werd op 8 september 1943 ontbonden. Op 9 september begon Operatie Avalanche, de geallieerde lading bij Salerno. De 16e Pantserdivisie begon op 10 september 1943 met zijn tegenaanval en gaf goed weerstand tegen de Amerikanen. Op een gegeven moment drong de 16e Pantserdivisie bijna tot op de invasiestranden door. Lieutenant General Mark Wayne Clark overwoog een terugtocht naar de schepen. De 16e Pantserdivisie werd net voor de laatste Amerikaanse verdedigingslinie gestopt. Op 16 en 17 september 1943 probeerde Sieckenius een massale tankaanval, maar deze werd door geallieerde marinegeschut en luchtaanvallen verhinderd. De divisie verloor bijna negentig procent van haar totale sterkte.[12] Sieckenius regisseerde een perfecte terugtrekking naar de Avellino-Olfante-linie. Hierbij voerde hij persoonlijk het commando over de achterhoede, en bracht de Amerikanen zware verliezen toe. De 16e Pantserdivisie dekte hierna de terugtrekking van het 76e Pantserkorps naar het noorden. De 16e Pantserdivisie kon niet voorkomen dat Montgomery's commando's een aantal kleine bruggenhoofden over de Trigno ten zuiden van Vasto veroverde. Het bruggenhoofd werd snel door de 16e Pantserdivisie afgesloten. De geallieerde opmars kwam na het begin van het regenseizoen tot stilstand. De Generalfeldmarschall Albert Kesselring (Opperbevelhebber Zuid) had Hitler belooft dat hij de Volturno-Biferno-linie op zijn minst tot de 16e van oktober 1943 zou houden. Maar Kesselring faalde, en Berlijn zocht een zondebok, en zonder goede reden werd Sieckenius op 31 oktober 1943 uit zijn commando ontheven. De 16e Pantserdivisie werd geen enkele hoge militaire onderscheiding toegekend.[17] Op 1 november 1943 werd Generalmajor Sieckenius in het Führerreserve in Kassel, Wehrkreis IX (9e militaire district) geplaatst, en zijn rang werd permanent bevroren.[10][11][7]
Het Oostfront
Op 21 februari 1944 werd hij naar het Heeres Personalamt gecommandeerd. Daar werd hij als militair reserve divisiecommandant aan de Abteilung P 1 toegevoegd. Een maand later werd Sieckenius naar de Heeresgruppe Nord gestuurd, als reserve-commandant mocht er een commandant uitvallen, sneuvelen of ziek worden. Op 2 mei 1944 ging Generalleutnant Konrad-Oskar Heinrichs met verlof, en Sieckenius nam tijdelijk het commando van de 290e Infanteriedivisie over. Hij verdedigde een sector rond het Ladogameer, tot Heinrichs terugkomst op 23 mei 1944. Op 21 mei 1944 raakte Generalleutnant Werner Richer dodelijk gewond, bij het verdedigen van een sector langs de Düna. Hoewel Sieckenius niet bekend was met statische (volledig niet-gemotoriseerde) eenheden, nam hij onmiddellijk het bevel en leidde de divisie in een bekwame terugtrekking naar de Düna tijdens het massale Russische offensief van juni-juli 1944. Vervolgens werd Sieckenius naar Breslau gestuurd, om op de ontbinding van de 221e Beveiligingsdivisie toezicht te houden. De voormalige commandant van de 221e Beveilgingsdivisie de Generalmajor Hubert Lendle was gedeserteerd, gesneuveld of krijgsgevangen genomen en werd op staande voet ontslagen.[7] Sieckenius verving Lendle als commandant van de 391 Beveiligingsdivisie. Het ontbrak de divisie aan artillerie, zware wapens, verbindingstroepen, genie en verkenningseenheden. De divisie had ook geen paarden of voertuigen. Sieckenius stelde een streng trainingsprogramma op, en de divisie werd weer een potentiële strijdvaardige eenheid.
Berlijn
In december 1944 zou hij in aanmerking komen voor een bevordering naar Generalleutnant, alleen werd hij gepasseerd. In januari 1945 kreeg de divisie door het 9. Armee (9e Leger) een vloot aan oude voertuigen toegewezen, en verplaatste zich naar de Oder. Daar voegde de divisie zich samen het V SS Bergkorps onder het commando van de SS-Obergruppenführer Friedrich-Wilhelm Krüger, deze werd later door de SS-Obergruppenführer Friedrich Jeckeln vervangen. Op 16 april 1945 begon het laatste Russische offensief, met als doel het innemen van Berlijn. De linie hield stand tot 19 april 1945, waarna het 9. Armee (9e Leger) in tweeën werd gespleten. De strijdmacht werd teruggedreven. Sieckenius en Generalmajor Emmo von Roden, commandant van de 286e Beveiligingsdivisie, verloren verbinding met het hoofdkwartier. Op 25 april 1945 was Berlijn omsingeld. De overgebleven manschappen van de 391e Beveiligingsdivisie werden opgenomen in de verdediging van Berlijn, en moesten posities langs het Landweer-kanaal verdedigen. Gedurende drie dagen, probeerde Sieckenius zijn posities te behouden. Op 28 april 1945 was hij compleet omsingeld, de Russen hadden hem richting de Führerbunker teruggedreven. Hij gaf het bevel aan de overgebleven manschappen om zichzelf te redden. Sieckenius en een handvol standvastige vrijwilligers zouden nog een keer een laatste zelfmoordaanval uitvoeren, om hun ontsnappende kameraden dekking te bieden. Sieckenius, met een Schmeisser gewapend, leidde hij de groep, die enkele minuten later door Russische mitrailleurs neergeschoten werden.
Militaire carrière[bewerken]
- Generalmajor: 1 juni 1943[15][18][19]
- Oberst: 1 februari 1942[19]
- Oberstleutnant: 1 juni 1939[19] - 1 oktober 1939[13]
- Major: 1 maart 1936[9][19]
- Rittmeister: 27 mei 1934[9]
- Hauptmann der Polizei: 4 april 1928[9][19]
- Oberleutnant der Polizei: 29 september 1923[9][19]
- Charakter Oberleutnant: 1920[19]
- Leutnant: 1917[19]
- Kriegsfreiwilliger (Oorlogsvrijwilliger): augustus 1914[19]
Onderscheidingen[bewerken]
- Ridderkruis van het IJzeren Kruis op 17 september 1941 als Oberstleutnant en Commandant van het Panzer-Regiment 2 / 16. Panzer Division / 1. Panzergruppe / Heeresgruppe Süd[20][18][21]
- Herhalingsgesp bij IJzeren Kruis 1939, 1e Klasse (1 oktober 1939)[20] en 2e Klasse (15 september 1939)[20]
- Gewondeninsigne 1939 in zilver[15]
Dit artikel "Rudolf Sieckenius" is uit Wikipedia. De lijst van zijn auteurs is te zien in zijn historische en/of op de pagina Edithistory:Rudolf Sieckenius.