You can edit almost every page by Creating an account. Otherwise, see the FAQ.

Antony Sutton

Uit EverybodyWiki Bios & Wiki
Ga naar:navigatie, zoeken

Antony Sutton

Antony (Cyril) Sutton (14 februari 192517 juni 2002) was een econoom, geschiedkundige en complotdenker van Britse komaf. Hij genoot zijn opleidingen aan de universiteiten van Londen, Göttingen en Californië. Hij werkte bij het Hoover Instituut voor Oorlog, Revolutie en Vrede aan de Stanford-universiteit (van 1968 tot 1973).

Zijn werk is omstreden. Het socialisme van het bolsjewisme, het nationaal-socialisme van Hitler-Duitsland en het socialisme van Roosevelts New Deal zouden zijn ontwikkeld met financiering van Wall Street en knowhow van sommige grote Amerikaanse bedrijven (multinationals). Hierover schreef Sutton een trilogie. Hij schreef in America's Secret Establishment ook over het geheime genootschap Skull & Bones, waar verschillende Amerikaanse presidenten en bankiers, groot-industriëlen lid van waren, zoals Bush, Kerry, Harriman. Sutton poneert dat er sprake zou zijn van een plan tot wereldoverheersing met een occulte achtergrond, wat een samenzwering wordt genoemd om tot een Nieuwe Wereldorde te komen.

Volgens Kris Millegan, de uitgever die het voorwoord schreef van een herdruk van America's Secret Establishment, overleed Sutton na het verschijnen ervan onder verdachte omstandigheden.[1]

Kritiek[bewerken]

Verschillende historici hebben een kritiek op Sutton geuit. Hier volgen er drie:

Richard Thurlow, Brits historicus gespecialiseerd in fascisme, vergeleek Suttons argumentatietechniek met die van de antisemitische tekst de Protocollen van de wijzen van Sion.[2]

Howard Dickman beschreef Suttons boek Wall Street and FDR (1975) als een zwak exemplaar van het genre "samenzweringsgeschiedenis".[3] Ook noemde hij het boek slecht geschreven, ongeorganiseerd en onovertuigend.

Virgil Medlin schreef dat Wall Street and the Bolshevik Revolution (1974) ongefundeerde aantijgingen maakt, naar irrelevante feiten verwijst en ongerechtvaardigde conclusies trekt.[4]

Boeken van Antony Sutton[bewerken]

America's Secret Establishment[bewerken]

Het beeldmerk van Skull and Bones of De Orde

Hegeliaanse dialectiek[bewerken]

Volgens Sutton maakt 'De Orde' gebruik van de dialectiek van de Duitse filosoof Hegel[5] (1770-1831, wiens leermeester Fichte[6] was, 1762-1814). Volgens de dialectiek wordt verandering in de wereld teweeg gebracht door twee polen, die met elkaar in conflict komen: de 'thesis' en 'antithesis'. Uit dit conflict komt de 'synthesis' voort. De Orde zou dit toepassen door kunstmatig tegengestelde polen te creëren en stimuleren, zoals de marxistische Sovjet-Unie en het nationaalsocialisme (nazisme) van Hitlers Duitse rijk of marxisme tegenover westers kapitalisme. De Orde zou ook de hand hebben gehad in het groot maken van communistisch China.[7]

Als bewijzen voert Sutton aan, dat Hitler door de Verenigde Staten werd gefinancierd, zodat deze zich kon herbewapenen en aan de macht kon komen.[8] Sutton beschikte over een lijst van leden van Skull and Bones, die ook per jaar in het boek zijn opgenomen. Leden van De Orde stonden aan het roer van grote bedrijven en banken, die investeerden in politiek tegengestelde regimes. Ook toen de bolsjewieken hun strijd voerden om Rusland te gaan regeren, werden zij gesteund (ook militair in Siberië tegen een inval door Japan[9]) door bedrijven en banken uit de VS.[10] Zo werd de olie- en mangaanindustrie in de Kaukasus door Amerika op gang geholpen en gemoderniseerd. Dit was illegaal, want officieel was Amerika tegen de bolsjewieken en erkende de regering het bestuur van de bolsjewieken niet.

Nieuwe Wereldorde[bewerken]

Organisatie: concentrische cirkels[bewerken]

Volgens Sutton zou er in de organisatie om tot een Nieuwe Wereldorde te komen sprake zijn van concentrische cirkels: een 'buitencirkel' (The Outer Circle), een 'binnencirkel' (The Inner Circle) en een 'innerlijke kern' (The Inner Core, een geheim genootschap binnen een geheim genootschap).[11] De Council on Foreign Relations (CFR), Bilderbergers, Atlantic Council (sinds 1961), Bohemian Club (sinds 1872), Pilgrims Society (sinds 1902), de Trilaterale commissie (TLC) zouden tot de buitencirkel behoren. De CFR zou de grootste organisatie in de buitencirkel zijn (sinds 1922, ongeveer 2500 leden) en The Trilateral Commission (gesticht in 1973 door David Rockefeller) 200 leden wereldwijd hebben, waarvan 70 in de Verenigde Staten. De Pilgrims bestaan sinds 1900 en de Bilderbergers sinds de jaren 1950. De CFR bestaat vooral uit regeringsambtenaren, industriëlen en academici.

Het geheime genootschap Skull and Bones (of Chapter 322, gesticht in 1832, de ledenlijst is geheim) zou tot de binnencirkel behoren en een deel van de innerlijke kern vormen. Winston Lord, lid van Skull and Bones, was chairman (president) van CFR (1977-1985). Bonesmen (leden van Skull and Bones) én leden van CFR waren: Jonathan Bingham, William F. Buckley, McGeorge Bundy, William Bundy en George Herbert Walker Bush, voormalig president van Amerika. William F. Buckley was ook lid van de Bilderbergers.

Filosofie: Hegel[bewerken]

Volgens Sutton is Skull and Bones een invloedrijke organisatie, die aan de filosoof Hegel (1770-1831), zowel diens 'hegeliaanse dialectiek' dankt als diens visie op de verhouding tussen burger en staat.[12] Volgens de hegeliaanse dialectiek komt uit het conflict van twee tegenpolen (thesis, antithesis) een synthesis voort, die weer een tegenpool vindt, etc. De uiteindelijke synthese zou de Nieuwe Wereldorde zijn. Door de stimulans en 'conflictbeheersing' van de dualiteit, zoals 'links' en 'rechts', wordt de macht behouden over het eindresultaat.

Volgens Hegel zou de vrijheid van de burger er slechts in gelegen liggen de staat te dienen. Die laatste visie zou zijn uitgedragen op het gebied van pedagogiek, psychologie en medische wetenschap door bonesman Daniel Coit Gilman (1831-1908), de eerste president van de Johns Hopkins Universiteit.[13] De visie van hegeliaanse dialectiek zou onder meer naar voren komen op het gebied van financiën, handel en industrie door het werk van bonesman William Averell Harriman (1891-1986), die zowel Adolf Hitlers nazi Duitsland (rechts) financierde als haar tegenpool, de communistische Sovjet-Unie (links).[14]

Wall Street and the Bolshevik Revolution[bewerken]

William Boyce Thompson[bewerken]

John Pierpont Morgan, alias J.P. Morgan

Sutton schreef in 1974 Wallstreet and the Bolshevik Revolution over de band tussen international monopoly capitalism en international revolutionary socialism, voor wederzijds voordeel.[15]

Volgens Sutton speelde Thompson een cruciale rol in de Bolsjewistische Revolutie. Zonder zijn financiële, maar vooral diplomatieke en propagandistische steun aan Trotski en Lenin, en die van Robins en hun New York associates, zouden de bolsjewieken mogelijk niet aan de macht zijn gekomen.[16]

Cornelius Kelleher, assistent van Thompson, schreef over dr. Billings, die aan het hoofd van de American Red Cross Mission stond: 'Arme mr. Billings geloofde dat hij aan het hoofd stond van een wetenschappelijke missie voor de verlichting van Rusland....Hij was in werkelijkheid niet meer dan een masker - de Red Cross complexion van de missie was niets meer dan een masker.'[17] Volgens Sutton kon de missie beter 'Wall Street Mission to Russia' heten.[18] De American Red Cross Mission to Rumania, waar 16 medici aan verbonden waren en waar wel degelijk medische hulp nodig was, deed tevergeefs een beroep op de hoofdmissie in Rusland.[19]

Zowel Guaranty Trust Corporation (GTC) als National City Bank (NCB) hadden vertegenwoordigers in Rusland ten tijde van de Revolutie. Frederick M. Corse van de NCB tak in Petrograd was verbonden aan de American Red Cross Mission. GT werd door Henry Crosby Emery vertegenwoordigt.

Op 2 december 1917 was Thompson in Petrograd om Morgan via een telegram om 1 miljoen $ te verzoeken. Hij vertrok 4 december 1917 en niet op 27 november 1917, zoals George F. Kennan dacht in diens Decision to Intervene: Soviet-American Relations, 1917-1920 (1958) en Russia Leaves the War (1967). In een speech van 30 november 1917 voor de Petrograd Soviet merkte Trotski op dat hij in het Smolny-instituut had gesproken met twee Amerikanen 'connected with American Capitalist elements' en dat waren volgens Kennan Raymond Robins en Alexander Gumberg (alias van Michael Gruzenberg), maar volgens Sutton waren dat Robins en Thompson van de Federal Reserve Bank, omdat Gumberg Russisch was en Thompson nog in het land aanwezig.[20]

Op 17 december 1917 verscheen in een krant in Moskou een aanval op American Red Cross Mission kolonel Raymond Robins en Thompson, waarin een link gelegd werd tussen de Russische Revolutie en Amerikaanse bankiers: 'Waarom was het geld gegeven aan socialistische revolutionairen en niet aan de constitutionele democraten? Men zou verwachten dat de laatsten de bankiers dichter aan het hart stonden.' Volgens het artikel zag het Amerikaanse kapitaal Rusland als een toekomstige (afzet)markt en wilde er daarom een stevige voet aan de grond krijgen.

Volgens Sutton was de Amerikaanse Red Cross missie naar Rusland verre van een neutrale, humanitaire missie, maar een missie van Wall Street financiers om invloed uit te oefenen en de weg voor te bereiden voor controle over de Russische markt en Russische hulpbronnen, via zowel Kerensky als de Bolsjewistische revolutionairen.[21]

Aan de Britse Prime-Minister David Lloyd George probeerde Thompson een pro-bolsjewistische politieke strategie te verkopen.[22] Volgens Donald McCormicks The Mask of Merlin (1970) was Lloyd George betrokken bij internationale wapenhandel en had hij een connectie met Sir Basil Zaharoff, een internationale wapenhandelaar, die zijn fortuin vergaarde door in verschillende oorlogen beide strijdende partijen van wapens te voorzien. Lord Milner van The Group was volgens Sutton de 'macht achter de schermen', die op de hand was van socialisme en Karl Marx. Na Lloyd George's verslag van het gesprek met Thompson ging het War Cabinet mee met Thompson en de bolsjewieken. Enige maanden later kwam Thomas D. Thacher, Wallstreet advocaat (van Simpson, Thacher & Bartlett) en lid van de Rode Kruis missie in Rusland, naar Londen en hij schreef in een 'memorandum' aan Lord Northcliffe, die ziek was, dat 'de meest volledige steun zou moeten worden gegeven aan de Sovjetregering in haar pogingen een revolutionair leger van vrijwilligers te organiseren.'[23]

Trotski[bewerken]

Trotski vertrok volgens Sutton met zijn familie naar de VS en kwam 13 januari 1917 aan in New York. Andere trotskisten volgden hem. Trotski kende enkel Duits en Russisch. Volgens zijn autobiografie My Life, was Trotski in New York revolutionair socialist en schreef hij bij gelegenheid voor Novy Mir, de New York Russian socialist journal. Het gezin, met vrouw en twee zoontjes, woonde in een appartement, 1522 Vyse Avenue, The Bronx, met koelkast en telefoon ('an excellent appartment' volgens Sutton). Trotski betaalde de huur drie maanden vooruit en het gezin reisde soms met een limousine met chauffeur. Dit valt moeilijk te rijmen met het inkomen dat Trotski opgeeft. Hij zou daarnaast in 1916 en 1917 slechts 310 $ aan fondsen ontvangen, die hij ook nog eens aan vijf immigranten naar Rusland zou hebben gegeven. Hij moet daarom een onvermelde bron van inkomen hebben gehad. Er is geen bewijs voor dat hij een ander beroep in New York heeft gehad. Toen Trotski New York verliet had hij 10.000 $ op zak. Volgens Miliukov kreeg hij dat geld van Duitsers in Amerika. Gregory Weinstein, die in 1919 een prominent lid van het Soviet Bureau in New York zou worden, zou voor Trotski in New York fondsen van de Duitse regering verzameld hebben.[24]

President Woodrow Wilson bezorgde Trotski een Amerikaans paspoort om naar Rusland terug te keren en daar de revolutie voort te zetten. Dit Amerikaanse paspoort werd vergezeld van een Russische inreisvergunning (entry permit) en een Brits transit visa.[25] Trotsky vertrok 26 maart 1917 uit New York, samen met trotskisten. De Britten vroegen de Canadezen om Trotsky tijdens zijn overtocht naar Rusland van het schip S.S. Kristianafjord te halen, omdat de Russische socialisten een revolutie zouden beginnen tegen de Russische regering. Trotski werd als 'Duitse oorlogsgevangene' geïnterneerd in Amhurst, Halifax, Nova Scotia, samen met zijn vrouw en twee zoontjes en vijf Russian Socialists: Nickita Muchin, Leiba Fisheleff, Konstantin Romanchanco, Gregor Teheodnoski en Gerchon Melintchansky.[26] Zijn beschrijving luidde: '37 jaar oud, een politieke balling, beroep journalist, geboren in Gromskty, Chuson, Rusland, Russisch burger'. Er kwam een telegram van de Russische Consul Generaal van Montreal, die tegen de arrestatie protesteerde, omdat Trotski een Amerikaans paspoort had, uitgegeven door de Russische Consul Generaal van New York. Volgens de Canadese Luitenant Kolonel John Bayne MacLean sprak Trotski beter Duits dan Russisch en was Trotski de Russian executive van de Duitse Black Bond en in augustus 1914 uit Berlijn verbannen. Zijn echte naam zou Braunstein (Bronstein) zijn, 'Trotsky' ('meer Pools dan Russisch', Trotsky's eerste boek, uitgegeven in Wenen, heeft bovendien de initiaal 'N' en niet 'L') was door hem verzonnen.[27] Trotski werd vrijgelaten op verzoek van de Britse ambassade in Washington, weer op verzoek van de U.S. State Department.

Van de VS kwam Trotski, na een onderbreking in een Canadese gevangenis, in mei 1917 opnieuw naar Sint-Petersburg (inmiddels Petrograd geheten) waar hij het voorzitterschap van de plaatselijke sovjet op zich nam.

Wall Street and FDR[bewerken]

Bernard Baruch (1870-1965), Amerikaans financier en staatsman

Suton schreef in 1975 Wall Street and FDR (Franklin Delano Roosevelt, de 32e Amerikaanse president van 1933 tot 1945).[28] Een van de voornaamste oorzaken van WO II zou de hyperinflatie van 1922-23 in Duitsland zijn geweest na WO I, als gevolg van de herstelbetalingen die Duitsland aan de geallieerden moest voldoen. Duitse bezittingen werden als gevolg van de inflatie voor een schijntje opgekocht. FDR zette in 1922 een bedrijf op en werd er president van, juist om te profiteren van die inflatie in Duitsland, United European Investors, Ltd..[29][30] Owen D. Young, president van General Electric (GE), van de Young Plan voor Duitse herstelbetalingen,[31] behoorde tot Roosevelts intimate associates.[32]

Sutton heeft kritiek op Roosevelts National Recovery Administration (NRA) en New Deal en ziet 'corporate socialism' (bedrijfssocialisme) terugkomen in zowel Stalins Rusland, Mussolini's fascisme in Italië, Hitlers nazi Duitsland als Roosevelts New Deal in de Verenigde Staten.[33] 'Velen laten werken voor weinigen' en 'iets krijgen voor niets' zouden de uitgangspunten zijn van 'big business'. Grote bedrijven zouden eerlijke concurrentie van een vrije markt vrezen en liever als monopolist steun van de staat ontvangen, wat corruptie in de hand werkt. Staatsbeleid en plannen van grote bedrijven zouden samengaan voor het 'algemeen welzijn'. Maar de consument is daar volgens Sutton niet bij gebaat, de kleine elite van Wall Street des te meer. Roosevelt was een 'Wallstreeter' in de jaren 1920,[34] voordat hij president van de VS werd. De NRA zou zijn voortgekomen uit de War Industries Board (WIB) van 'economisch dictator' Bernard Baruch.[35]

James P. Warburg werd een belangrijk adviseur van Roosevelt, waardoor alle financiële besluiten werden genomen door een elite die verbonden was met de International Acceptance Bank (IAC) en het Federal Reserve System (FRS).[36] Het FRS zou een legale privé monopolie op gelduitgifte zijn.[37] Het beleid om banker's acceptances (bills bought[38]) te creëren zou de belangrijkste factor zijn, die leidde tot de inflatie van de jaren 1920 en de uiteindelijke ineenstorting in 1929, waarna FDR's New Deal nodig leek. Paul Moritz Warburg, de vader van James P. Warburg, voorzitter van IAC en oprichter van FRS, zou die acceptance market hebben gecreëerd. Paul Warburg was ook directeur van de Council on Foreign Relations, Inc. (CFR) en de Amerikaanse IG Chemical Corp. (American IG), de Amerikaanse dochteronderneming van IG Farben in Duitsland. IG Farben hielp mede Hitler aan de macht in 1933 en ontwikkelde het Zyklon B gas, dat in de nazi concentratiekampen werd gebruikt.[38]

De fondsen van de presidentsverkiezingscampagne van 1928 voor de democraat en katholiek Alfred E. Smith kwamen voor 78,83 % van Wall Street (binnen een mijl rond 120 Broadway, New York), onder meer van John J. Raskob (Du Pont Company, General Motors), Pierre S. Du Pont (Du Pont, General Motors) en Bernard M. Baruch ('NRA planner'). Maar de winnaar werd republikein en quaker Herbert Hoover. In 1932 ontving de democratische presidentskandidaat Roosevelt voor 'pre convention expenses' 78% van de fondsen van Wall Street[39] en hij won de verkiezingen.

Roosevelts NRA was voorafgegaan door het Swope Plan, dat als 'fascistisch' was afgewezen door de republikeinse president Herbert Hoover, die daarmee de steun van Wall Street's golden circle verloor en het in de verkiezingen van 1932 moest afleggen tegen democraat Roosevelt.[40] De NRA was het belangrijkste onderdeel van de New Deal. General Hugh Johnson, oud assistent van Bernard Baruch, had er de leiding over. Johnson werd geholpen door Walter C. Teagle (hoofd van Standard Oil of New Jersey dat onder de Rockefeller familie opereerde), Gerard Swope (hoofd van General Electric onder J.P. Morgan en auteur van het Swope Plan) en Louis Kirstein (van William Filene's Sons).[41]

Het eerste ontwerp voor NRA werd afgewezen, omdat het op economisch terrein bijna onbegrensde autoriteit gaf aan de president.[42] De NRA faalde uiteindelijk en vóór de afschaffing in 1935 (Schechter Poultry decision), was er de Butler Affair (Business Plot of Wall Street Putsch, 1934), een (zogenaamd) plan voor een staatsgreep. Gerard MacGuire van Grayson M-P. Murphy Company zou majoor generaal Smedley D. Butler daarvoor gepolst hebben, maar die ging er niet in mee en bracht de zaak naar buiten. Roosevelt zou in dat plan dictator worden, als hij meewerkte of anders worden afgezet. Naar Europees voorbeeld (Italië-Mussolini, Duitsland-Hitler, Frankrijk-Croix-de-Feu) zouden veteranen de staatsgreep steunen. Een Special Committee on Un-American Activities van het Huis van Afgevaardigden onder John W. McCormack onderzocht de zaak, maar vond te weinig bewijslast om personen, die bij verklaringen genoemd waren, zoals Grayson Murphy, Jackson Martindell en John W. Davis, verder te ondervragen. De pers kwam tot de conclusie dat er sprake was van een hoax.[43]

Wall Street and the Rise of Hitler[bewerken]

Henry Ford op de cover van de Time in 1935.

Sutton schreef in zijn Wall Street and the Rise of Hitler (1976), onder meer dat Bernhard van Lippe-Biesterfeld na een dienst van 18 maanden bij de SS bij IG Farben ging werken als intelligence worker bij de afdeling N.W. 7.[44] Met Amerikaanse leningen (er was ook een Amerikaanse dochteronderneming, General Aniline & Film, later American IG) wist Farben de Duitse oorlogsindustrie op te zetten.[45]

Door Amerikaanse leningen, via het Dawes Plan, werden Duitse herstelbetalingen (opgelegd na WO I) gedaan en Duitse bedrijven opgezet (kartelvorming), die de Duitse staat in staat stelden zich te herbewapenen. Daarbij speelden Vereinigte Stahlwerke en IG Farben een grote rol. Sutton toont met kopieën van afschriften aan dat grote Duitse bedrijven enorme bedragen overmaakten naar de nazi verkiezingskas (Nationale Treuhand fonds, beheerd door Hjalmar Schacht en Rudolf Hess) voor de verkiezing van Hitler in 1933 (IG Farben 4.000.000 Reichsmark op 27-2-1933; Accumulatoren-Fabrik Aktiengesellschaft 25.000 RM op 9-3-1933; Allgemeine Elektricitäts-Gesellschaft, AEG, 60.000 RM op 2-3-1933). Die bedrijven werden groot met financiën én technische kennis uit Amerika, terwijl men daar op de hoogte was van de nazi-ideologie. Zonder bijvoorbeeld de grote chemiebedrijven en de nieuwe technische ontwikkelingen had de oorlog nooit gevoerd kunnen worden.

AEG was de Duitse General Electric, IGE (International General Electric) had er 25% ownership in. Gerard Swope was chairman van IGE en director van AEG. Owen D. Young was director van zowel IGE als AEG. AEG maakte via de Delbrück Schikler Bank 60.000 RM over naar het verkiezingsfonds van Hitler. Gerard Swope van AEG was daarnaast schrijver van Roosevelts New Deal.[46]

45% van de fondsen voor Hitler voor de verkiezingen van 1933 kwam volgens Sutton van I.G. Farben. De dochteronderneming van I.G. Farben was American I.G. Farben, met in die tijd in het bestuur de directeuren: Edsel B. Ford van Ford Motor Company, de zoon van Henry Ford (die in augustus 1938 een nazi medaille kreeg, het Groot Kruis van de Duitse Adelaar, en al in 1922 Hitler fondsen schonk[47]); Charles E. Mitchell van Federal Reserve Bank of New York; Walter C. Teagle van de Federal Reserve Bank of New York, Standard Oil Company of New Jersey en (president Franklin D. Roosevelts) Georgia Warm Springs Foundation.[48]

Om (in)directe financiering van Wall Street te illustreren noemt Sutton de Keppler-kring en daaruit voortgekomen 'Himmlers vriendencirkel' en het boek De Geldbronnen van het Nationaal-Socialisme (Drie Gesprekken Met Hitler) (1933) van 'Sidney Warburg', dat werd uitgegeven in Amsterdam, maar direct uit de handel gehaald.

Ernst Sedgewick Hanfstaengl (Putzi) wordt genoemd, zowel als vriend van Hitler als van Roosevelt.[49] Hij zou met Goering en Goebbels in het complot hebben gezeten om de Rijksdag in brand te zetten, waarna Hitler zijn macht kon versterken. Volgens Sutton werden zowel Hitlers 'Nieuwe Orde' en Roosevelts 'New Deal' gesteund door dezelfde industriëlen en waren ze ook gelijk van inhoud, beide waren plannen voor een corporate state (ondernemingsstaat).

Van de leden van de Keppler-kring was Wilhelm Keppler voorzitter van Braunkohle-Benzin AG (Brabag), een dochteronderneming van IG Farben, die de technologie gebruikte van Standard Oil of New Jersey om olie uit kolen te winnen. Kurt von Schröder zat in het bestuur van dochterondernemingen van International Telephone & Telegraph (ITT). Emil Meyer zat in het bestuur van dochterondernemingen van ITT en van het Duitse General Electric (AEG). Emil Helffrich was bestuursvoorzitter van German-American Petroleum Company (Deutsche-Amerikanische Gesellschaft, dat voor 94% in handen was van Standard Oil of New Jersey).

Na de oorlog werden de betrokken Amerikaanse financiers en industriëlen, in tegenstelling tot hun Duitse partners, niet berecht. Onderzoek naar hun rol kwam niet van de grond. Het was dezelfde eliteclub die in Duitsland onderzoek deed naar wie er berecht moesten worden. En tijdens de regering van Roosevelt werd de rol van Amerikaanse firma's niet nader onderzocht, omdat zij volgens Sutton dezelfden waren die Roosevelt aan de macht hadden geholpen.

Zie ook[bewerken]

Scriptfout: de module "Authority control" bestaat niet.


Dit artikel "Antony Sutton" is uit Wikipedia. De lijst van zijn auteurs is te zien in zijn historische   en/of op de pagina Edithistory:Antony Sutton.



Read or create/edit this page in another language[bewerken]