You can edit almost every page by Creating an account. Otherwise, see the FAQ.

Kritiek op het christendom

Uit EverybodyWiki Bios & Wiki
Ga naar:navigatie, zoeken

Deel van een serie artikelen over het
christendom
Christendom
Pijlers
Christelijke feesten

Portaal  Portaalicoon  Christendom

Kritiek op het christendom betreft zowel de theorie als de praktijk; vanuit allerlei richtingen is er kritiek geweest, en is er nog steeds kritiek, op de principes van het christendom, wat ze betekenen, hoe ze zich tot elkaar verhouden en wat eraan ontbreekt; daarnaast is er kritiek op de uitwerking van die principes door gelovigen (of op het nalaten daarvan) en op de maatschappelijke consequenties daarvan.

Indeling[bewerken]

Zelfkritiek binnen het christendom[bewerken]

Kritiek op het christendom is van velerlei aard. Sinds het ontstaan van het geloof is er onder meer sprake van zelfkritiek: kritiek op het christendom geuit door gelovigen zelf, die stelden dat het na de institutionalisering middels de gevestigde kerk zou zijn afgedwaald van de eigen zuivere oorsprong en beginselen.

Heering: De zondeval van het christendom[bewerken]

De meest radicale vorm van dergelijke kritiek behelst dat het hedendaags christendom ver zou zijn afgedwaald van de eigen oorsprong. Deze kritiek werd in de 20e eeuw geuit door de Nederlandse theoloog, predikant en vredesactivist Gerrit Jan Heering. In zijn werk De zondeval van het christendom - een studie over christendom, staat en oorlog (eerste uitgave 1928) benadrukte Heering de verandering die het geloof doormaakte sinds zijn ontstaan in de 1e en 2e eeuw en wat volgens hem destijds de wezenlijke aard zou zijn geweest van de oorspronkelijke christelijke leer, zoals die nog werd aangehangen door kleine gemeenschappen binnen het Romeinse Rijk. De volgelingen daarvan stonden reeds van begin af aan bloot aan felle vervolging onder de (eerste) keizers (de opkomst van het christendom vond plaats betrekkelijk kort nadat Rome een keizerrijk was geworden, dat heerste over de veroverde gebieden (provincies) rond de Middellandse Zee, waaronder [[Palestina (regio)}| Palestina]], Klein-Azië en Griekenland, de gebieden waar de eerste christelijke gemeenschappen ontstonden. Die vervolging vond in elk geval reeds plaats onder keizer Nero (54–68) en werd reeds beschreven door de geschiedschrijver Tacitus, evenals die van de Joden, met wie de eerste christenen vaak ook verward werden omdat beide religies zich profileerden als monotheïsten. Door de Romeinen werd dit ervaren als een onaanvaardbare miskenning en belastering van hun veelheid aan goden en halfgoden en de goddelijke status van de Romeinse keizers, waardoor de christelijke gemeenschappen een soort geheim, "ondergronds" bestaan leidden.

  • Deze eerste christenen stonden evenals de Joden bloot aan hevige vervolging, wegens hun afzweren van het heersend polytheïsme, hun ontkenning van de goddelijke status van de keizer en hun principiële en stelselmatige weigering aan deze keizers en de Romeinse goden offers te brengen. Ook zou de leer een bijzondere aantrekkingskracht hebben gehad op slaven. Aanvankelijk was de aard van dit oorspronkelijke christendom volgens Heering vooral een prediking van gelijkheid, vredelievendheid en geweldloosheid, die niets met de overheid en de staat van doen had. Dit christendom preekte met name een pacifistische en egalitaire levenswijze en de gelovigen vormden vaak "ondergrondse" groeperingen, gemeenten met heimelijke bijeenkomsten, waarbij in verband met de vrees voor vervolging geheimhouding en onderling steun een belangrijke rol speelden. In deze tijd werd vaak het teken van de [[vis gebruikt voor deze genootschappen. Het kruis vond pas later ingang als christelijk symbool na de bekering van de Romeinse keizer Constantijn de Grote.
  • De oorspronkelijke principes van het christendom zouden volgens Heering echter sterk verwateren, en de aard en rol van het geloof zouden volgens hem ingrijpend zijn veranderd, zodra in de 4e eeuw de vervolging van christenen ophield en het geloof zelfs tot de officiële staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk werd uitgeroepen. eerst onder de latere heerschappij van keizer Constantijn de Grote (overleden 337) en vervolgens na een korte terugval onder Julianus Apostata definitief onder Theodosius I (346-395). Het Edict van Milaan verleende het christendom - evenals de meeste andere religies - een wettelijke status. Hoewel dit een belangrijke ontwikkeling in de geschiedenis van het christendom zou blijken, was het nog geen totale vervanging van het traditionele "heidense Romeinse polytheisme door het christendom. In 325 riep Constantijn het Concilie van Nicea bijeen, een bijeenkomst van christelijke leiders om de geloofsovertuigingen van het christendom vast te leggen. Het resultaat van dit concilie was de Geloofsbelijdenis van Nicea, waarin de overeengekomen overtuigingen van het concilie werden uiteengezet. Keizer Theodosius vaardigde uiteindelijk het Edict van Thessaloniki uit, waardoor het christendom, met name het christendom zoals dat was gedefiniëerd in Nicea, de officiële religie van het Romeinse rijk werd. De meeste andere christelijke sekten werden als ketters beschouwd, verloren hun wettelijke status en hun eigendommen werden geconfisqueerd door de Romeinse staat.

Sinds het Edict van Milaan een einde had gemaakt aan de vervolging en vervolgens het christendom bij het Edict van Thessaloniki zelfs werd geproclameerd tot de (enige) staatsgodsdienst, kreeg het aanhang in een groot deel van Europa. waaronder ook het destijds nog lang Romeins gebleven Brittannia.

  • Sindsdien werd volgens Heering het christendom (tevens) gebruikt om het staatsgezag en de macht van de toenmalige overheid, de Romeinse en later de Byzantijnse keizers, te legitimeren. Deze verwording betitelde Heering als "de zondeval van het christendom", wat de titel werd van zijn boek waarin hij deze kritiek formuleerde. Reeds onder het Romeinse Rijk begonnen de aanhangers van de christelijke staatsgodsdienst met de vervolging van aanhangers van andere religies en filosofische stromingen, waarvan de geschriften als "heidens"" werden aangemerkt en verbrand. Ook nam de vervolging van andersdenkenden binnen het geloof een aanvang, die wegens een afdwalen van de officiële doctrine werden beschuldigd van ketterij.
  • Na de val van het Romeinse Rijk oefende het christendom ook buiten het territorium van het voormalige imperium aantrekkingskracht uit op nieuwe bekeerlingen, eerst in het nimmer door de Romeinen onderworpen Ierland, waar het was geïntroduceerd vanuit Brittannia en een Keltisch christendom ontstond. Vanuit Ierland vond de kerstening van West-Europa plaats, waar het geloof in de praktijk vooral de legitimatie van vorsten ging dienen, die er zelfs niet voor terugdeinsden hun onderdanen en onderworpen buurvolken met geweld tot het christelijk geloof te "bekeren". In de 8e eeuw werden in de Saksenoorlogen door de Frankische Karolingen de Saksen onderworpen en de door de Frankische heersers afgekondigde Capitulatio de Partibus Saxoniae stelde de onderworpenen voor de keuze tussen "bekering" en doodstraf. Vervolgens werd haaks op de officieel beleden leer onderlinge feodale strijd gevoerd, uiteindelijk zelfs om de heerschappij van de respectievelijke Engelse en Spaanse "overlords" over Frankrijk en de Nederlanden. In dit laatste geval ging het tevens om het bevechten van het bestaansrecht van het protestantisme, dat mede door de uitvinding van de boekdrukkunst op grote schaal kritiek kon leveren op niet door de Bijbel gelegitimeerde kerkelijke praktijken. Deze eerste "ketterij" wist zich ondanks de onderdrukking en bestrijding door de kerkelijke autoriteiten te handhaven, waaruit uiteindelijk het belangrijke principe (later zelfs een van de geformuleerde Rechten van de Mens) van de godsdienstvrijheid kon voortkomen. Doordat het christelijk geloof een middel was geworden om het gezag van de overheid te legitimeren en andersdenkenden te bestrijden, was het christendom in Europa volgens Heering uiteindelijk totaal vervreemd van de zijns inziens oorspronkelijke en "zuivere" pacifistische aard en konden later tijdens en na de Middeleeuwen bijvoorbeeld ook de Kruistochten en meerdere godsdienstoorlogen ontstaan; en uiteindelijk ook de praktijk van het kolonialisme, waarbij christelijke staten openlijk onderlinge oorlogen voerden om de heerschappij over "heidense" gebieden, die daarmee in schril contrast stonden.

Heering formuleerde zijn radicale kritiek op de door hem opgemerkte vervreemding van het oorspronkelijk geloof tijdens het Interbellum. Na de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog ontstond internationaal en ook in Nederland (ofschoon het land neutraal was gebleven in die oorlog en een neutraliteitspolitiek bleef voorstaan) een amti-militaristische beweging, waarbij ook weigering van vervulling van de militaire dienstplicht op grond van gewetensbezwaren en ontwapening werd bepleit..

Theoretische en praktische kritiek op het christendom[bewerken]

De kritiek is aldus te verdelen[bron?] over de volgende categorieën:

Van theoretische aard:

  • Berusten de christelijke ideeën op waarheid?
  • Zijn de ideeën onderling met elkaar te rijmen?
  • Biedt het christendom voldoende ondersteuning voor het behalen van de gewenste doelen?

Van praktische aard:

  • Kunnen de christelijke principes wel in de praktijk worden gebracht?
  • Worden de christelijke principes op de juiste wijze door de gelovigen in de praktijk gebracht?
  • Zijn christelijke praktijken goed voor de gelovigen, voor anderen en voor de maatschappij als geheel?

De kritiek op het christendom houdt ontkennende of heel genuanceerde antwoorden in op één of meer van de bovenstaande vragen.

Waarheid[bewerken]

De meest wezenlijke kritiek op het christendom betreft wel de persoon van Jezus: christenen geloven dat hij leeft, critici daarentegen menen dat hij dood is of zelfs nooit heeft bestaan, en stellen dat het christendom is gebaseerd op een onjuistheid en dus neerkomt op bedrog. Bijbelcritici gaan er doorgaans wel vanuit dat hij heeft bestaan en gekruisigd is maar hebben met name moeite met de opstanding, welke vanuit natuurlijke redenen apriori onmogelijk is.

Christelijk apologeten hebben de volgende argumenten voor de waarheidsclaim van de bijbel:

  1. Meerdere bronnen en vastleggingen in de bijbel.
  2. Argument van schaamte, het feit dat de bijbel vrouwen voorstelt als eerste getuigen van de opstanding wordt als zwaktebod beschouwd. Gezien meeste primitieve/klassieke beschavingen de getuigenis van vrouwen als minderwaardig beschouwden.
  3. Vervolging van de volgers van Jezus door critici, ondanks marteling en dood zijn er geen verhalen die stellen dat de prominenten van het eerste uur zijn bezweken ondanks de grote druk. Men werd gestenigd, gemarteld en gekruisigd om het geloof wat men had in dat wat men zelf of uit eerste hand had meegekregen.

Ook het bestaan van een (één) God wordt door veel critici ontkend, en nog meer het christelijke leerstuk van Jezus' goddelijke natuur en dat van de Drie-eenheid. Jezus' aanspraken leidden al tot beschuldiging van godslastering uit de hoek van het toenmalige jodendom. In de Koran wordt de christelijke visie op Jezus nadrukkelijk bekritiseerd, zoals in soera De Toewijding.

De laatste twee onderwerpen waren ook onder christenen van de eerste eeuwen onderwerp van discussie, en hoewel deze deels semantisch van aard was, leidde het aanhangen van verschillende standpunten soms tot wederzijdse uitsluiting.

Onenigheid over de Drie-eenheid[bewerken]

Vanouds heeft het dogma van de heilige Drie-eenheid aanleiding gegeven tot kritiek vanwege vermeende strijdigheid hiervan met het monotheïsme.[1] De leer van de goddelijke zoals gedefinieerd bij het Concilie van Constantinopel (381) is kenmerkend voor de representatieve kerken van het christendom, maar wordt door enkele kleinere groeperingen binnen het christendom bestreden (zie Unitarisme (theologie))

In de Koran wordt de idee van de Drie-eenheid verregaand bekritiseerd: "Aan heiligschennis doen zij die zeggen: God is een uit drie in een Drie-eenheid, want er is geen andere godheid dan de enige God." (soera De Tafel 73). De islamitische schrijfster Suzanne Haneef formuleert het als volgt: "Maar God is niet als een taart of een appel die in drie stukken kan worden gedeeld die samen één geheel vormen: "als God drie personen is of drie delen heeft, kan Hij onmogelijk de Enige, Unieke, Ondeelbare Substantie zijn die God is en waarin het christendom beweert te geloven"; "Het christendom beweert een monotheïstische religie te zijn. Monotheïsme, echter, heeft als fundamenteel geloof dat God één is. Het christelijke dogma van de Drie-eenheid - dat God drie-in-een is - wordt door de islam gezien als een vorm van polytheïsme. Christenen aanbidden niet één godheid, zij aanbidden er drie."[2]

Tekstkritiek[bewerken]

De omstandigheid dat er verschillende versies van de nieuwtestamentische geschriften bewaard zijn gebleven maakt tekstkritiek mogelijk: het onderzoeken van de overgeleverde teksten om de betrouwbaarheid ervan vast te stellen en om alternatieve interpretaties te kunnen geven. Uit tekstkritiek kan ook schriftkritiek ontstaan: hierbij worden delen van de tekst als onbetrouwbaar of niet-historisch bestempeld, wat tot een andere, niet-orthodoxe interpretatie leidt.

Veelgehoorde kritiek op het Nieuwe Testament is dat de verhalen in wezen teruggaan op zeer weinig bronnen, die bovendien uit de tweede of derde hand zijn (dat wil zeggen, geen directe bronnen van ooggetuigen). De evangeliën worden door kritische exegeten niet beschouwd als ooggetuigenverslagen omdat geen van de evangelisten tijdgenoot was van Jezus of hem heeft gekend.

De meest vergaande kritiek op het Nieuwe Testament is de kritiek van hyperkritische aard, die (per definitie) stelt dat het geheel op niets gebaseerd is vanwege enkele bijzonderheden. Elke twijfel over het ontstaan van de evangeliën kan dan worden aangegrepen om de algehele betrouwbaarheid te verwerpen.

Consistentie[bewerken]

Al in de eerste eeuwen van het christendom bestond er verschil van inzicht over wat de juiste christelijke leer nu wel was, getuige bijvoorbeeld het bestaan van Apocriefen van het Nieuwe Testament. In het Nieuwe Testament zelf blijken de gelovigen van het eerste uur al de nodige onenigheid te hebben gehad, met name over de toepassing van joodse leefregels op niet-joodse christenen.

Er zijn critici die beweren dat de leer die Paulus in zijn brieven uiteenzet op punten in strijd is met de leer van Jezus zelf zoals die blijkt uit de evangeliën (zie ook het jezuïsme of de Radicale Kritiek).

Tekstkritiek, en in het kielzog daarvan schriftkritiek, heeft geleid tot het inzicht dat de geschriften die samen de christelijke Bijbel vormen op punten moeilijk of onmogelijk met elkaar te rijmen zijn. Een mikpunt van critici die zich hierop baseren is bijvoorbeeld het orthodox-protestantisme, een richting van het christendom die de Bijbel als het letterlijke Woord van God ziet.

Met de canonvorming van het Nieuwe Testament werden inconsistenties tussen geschriften van verschillende stromingen opgeheven door een keuze te maken; sommige critici vinden dat dat een verkeerde beslissing was omdat daarmee de alternatieve inzichten werden benadeeld.

In de islam wordt de Bijbel als een corrupt boek gezien. De Koran bekritiseert de Bijbel (Tawrat en Indjil) weliswaar niet, maar de fundamentele verschillen tussen de Bijbel en de Koran bracht moslimgeleerden vanaf ongeveer de elfde eeuw tot de conclusie dat de Bijbel vervalst moest zijn.

Volledigheid[bewerken]

De afwijzing van het joodse stelsel van wetten en leefregels heeft wel geleid tot de kritiek dat daarmee een vacuüm ontstond dat wel moest leiden tot onduidelijkheid en wantoestanden en tot invoering van nieuwe concrete leefregels, deels ook weer gebaseerd op de joodse. De vroegste criticus van dat laatste verschijnsel was misschien wel Paulus, die er in de Brief aan de Galaten op hamert dat het christendom betekenisloos wordt als het naleven van wetten een te belangrijke plaats krijgt.

Orthodoxe kritiek stelt dat in het christendom te gemakkelijk wordt afgeweken van oorspronkelijke leerstukken en dat veel oorspronkelijke dogma's niet letterlijk genoeg worden genomen.

In een heel vroeg stadium van het christendom gaven de uitspraken en daden van Jezus volgens de evangeliën aanleiding tot kritiek uit de hoek van de joodse religieuze leiders van zijn tijd. Zij hadden moeite met zijn onderwijs en zijn daden, zoals de volgende:

  1. openlijke sympathie voor mensen die maatschappelijk aan lager wal waren geraakt (collaborateurs, prostituees);[3]
  2. ondermijning van het religieuze gezag door verwijten van schijnheiligheid en liefdeloosheid aan het adres van de religieuze leiders;[4]
  3. openlijke minachting voor beknellende religieuze wetgeving zoals die met betrekking tot de sabbat;[5]
  4. de pretentie door God gemachtigd te zijn zonden te vergeven.[6]

Sommige critici van het christendom menen dat gnostische en andere apocriefe teksten in de Bijbel hadden moeten worden opgenomen, ook al bevatten die teksten geen "nieuwe" informatie in vergelijking tot met name de synoptici. Bepaalde islamitische onderzoekers vinden zelfs dat het (eeuwen latere) Evangelie van Barnabas tot de oorspronkelijke Bijbel gerekend moet worden.

De balans tussen het Nieuwe en Oude Testament[bewerken]

Een ander punt van kritiek maar ook van discussie tussen christenen onderling is de mate waarin de geschriften van het Nieuwe Testament moeten worden aangevuld met voorschriften uit het Oude Testament. Het geheel loslaten van de oude joodse geschriften geeft aanleiding tot de kritiek dat het christendom in het jodendom is geworteld en dus niet zonder kan, terwijl een te grote plaats voor die geschriften volgens anderen het principe van de genade ondermijnt. De derde weg, het 'vergeestelijken' van teksten uit het Oude Testament, heeft mogelijk een rol gespeeld in de motivatie voor het voeren van kruistochten naar het "Heilige Land" (Palestina) en kon in het algemeen worden afgekeurd als een ontoelaatbare herinterpretatie.

Uitvoerbaarheid[bewerken]

De norm van morele volmaaktheid ("Maar het fundament dat God gelegd heeft, ligt onwrikbaar vast en draagt het opschrift: 'De Heer weet wie hem toebehoren' en 'Laat ieder die de naam van de Heer noemt, onrecht uit de weg gaan'", 2 Tim. 2:19[7]) lijkt een onhaalbaar doel. Critici zeggen dat mensen daarmee te veel in hun persoonlijke vrijheid worden beknot en te veel missen van wat het leven te bieden heeft.

Implementatie[bewerken]

De hoge morele normen die het christendom stelt worden door de gelovigen vaak niet gehaald, wat leidt tot de kritiek dat het christendom in theorie wel goed klinkt, maar in de praktijk niet werkt. Bovendien zouden gelovigen vaak wel willen dat zij de normen beter benaderen dan zij in werkelijkheid doen, waardoor uiteindelijk schijnheiligheid kan ontstaan.

Sommige principes die wel in de praktijk worden gebracht stuiten echter juist daarom op kritiek. Een recent voorbeeld daarvan is de toepassing door de Staatkundig Gereformeerde Partij van het principe dat vrouwen in de gemeente niet de leiding mogen hebben, onder meer door vrouwen in de partij uit te sluiten van passief kiesrecht.

Kritiek op verschillen tussen de leer en de uitvoering daarvan binnen de kerk waren doorgaans interne kwesties die soms (onbedoeld) leidden tot kerkscheuringen. Een zeer bekend voorbeeld daarvan is de publicatie van de 95 stellingen van Maarten Luther, die bezwaar maakte tegen de aflaatverkoop in Duitsland in 1517.

Resultaten[bewerken]

Kritiek op personen die hun geloof in praktijk brengen, richt zich doorgaans niet op essentiële kenmerken zoals gebed, naastenliefde en dergelijke. Vaker richt de kritiek zich op personen die bepaalde christelijke principes in woord wel hooghouden maar niet in praktijk brengen ('schijnheiligheid'). Daarnaast is de geschiedenis doorspekt van wandaden, gepleegd door al dan niet oprechte gelovigen, soms zelfs uit naam van het christendom. Het is echter de vraag of de kritiek op dit soort toestanden kritiek op het christendom kan worden genoemd, omdat er doorgaans geen verband wordt gelegd tussen de geconstateerde feiten en enig christelijk principe. Een voorbeeld van dit soort kritiek is de kritiek op de kerkelijke steun voor en oproep tot de kruistochten in de middeleeuwen.

Een voorbeeld van kritiek op de maatschappelijke consequenties van christelijke uitspraken en gedrag is het veronderstelde verband tussen de uitspraken van rooms-katholieke kerkleiders en de verspreiding van hiv/aids.[8] Critici menen dat zonder de kerkelijke afwijzing van voorbehoedmiddelen waaronder het condoom de verspreiding van hiv/aids beter zou kunnen worden afgeremd.

Moderne kritiek op wereldlijke invloed[bewerken]

Moderne kritiek is vaak minder inhoudelijk en is niet meer gericht op het christendom als concurrerende levensreligie, maar weerspiegelt vaak het conflict van liberale en seculiere denkbeelden met traditionele opvattingen en interpretatie van het geloof. Dit conflict is vooral sterk waar het geloof de grenzen van de religieuze beleving overschrijdt[9] en wereldlijke invloeden uitoefent op het maatschappelijke en zelfs politieke vlak. Kritiek op deze wereldlijke geldingsdrang blijft echter niet beperkt tot het christendom, in de zin dat het orthodoxe jodendom en de islam in het algemeen daar niet voor onder doen. Specifieke kritiek wordt geuit tegen het gewelddadige karakter van veel Bijbelteksten uit het Oude Testament of de vrouwonvriendelijkheid.[10]

Filosoof Friedrich Nietzsche had kritiek op het platonisch-christelijke gedachtegoed. De ideeënleer van Plato is er door het christendom in de westerse cultuur ingeslopen, aldus Nietzsche.

Zie ook[bewerken]


Dit artikel "Kritiek op het christendom" is uit Wikipedia. De lijst van zijn auteurs is te zien in zijn historische   en/of op de pagina Edithistory:Kritiek op het christendom.



Read or create/edit this page in another language[bewerken]