Nina de Ruick
Nina Augusta Marguerite de Ruick (Gent, 7 januari 1927 - aldaar, 12 november 2000) was een Belgisch oorlogsvrijwilliger.[1]
Oorlogsjaren[bewerken]
Nina de Ruick was 13 jaar toen de nazis België binnenvielen. Op 14-jarige leeftijd werd ze ingezet als hulp bij de ondergrondse activiteiten van het Patriottisch Front, onder leiding van kolonel Heenen,[2] in Gent waarvan haar vader, Gustaaf de Ruick, eveneens deel uitmaakte. Eerst deed ze vooral dienst als koerierster om voedselbonnen te bezorgen aan ondergedoken weerstanders en andere door de nazi’s vervolgde personen. Later was ze betrokken bij het inwinnen van inlichtingen over de vijandelijke activiteiten, en werkte ze mee aan de sluikpers, zoals bij het uittikken en verspreiden van vlugschriften.
Erkenning[bewerken]
Bij brief van 22 augustus 1946 meldde luitenant-kolonel Rostenne, directeur van SGARA (Service Général des Agents de Renseignement et d'Action) haar officiële erkenning als lid van het Korps van Agenten van de Diensten Inlichtingen en Actie, hulpkracht 2de klasse en dit met terugwerkende kracht sinds 1 juli 1941, hetgeen op 28 november 1946 door de minister van landsverdediging bevestigd werd.
Op 31 december 1946 ontving de Ruick van de directeur van SGARA het bericht dat haar - in uitvoering van het decreet van 16 februari 1946 - van de Prins-Regent de Herinneringsmedaille van de Oorlog 1940-45 toegekend werd.
Op 17 augustus 1947 ontving ze bij Regentsbesluit de Medaille van de Weerstand.
Op 20 januari 1969 werd haar door kapitein-commandant A. Van Nuffelen per brief bevestigd dat haar op 9 december 1947 de hoedanigheid van "gewapende weerstander" van 1 juli 1942 tot 18 november 1944 is toegekend.
Op 20 maart 1950 ontving ze van de directeur van de SGARA een officieel attest dat zij van 1 juli 1941 tot 30 juni 1942 op het door de vijand bezette grondgebied, deel uitmaakte van de SGARA.
Bij Koninklijk Besluit van 19 december 1967 ontving de Ruick de medaille van de oorlogsvrijwilliger tijdens de oorlog van 1940-45. Bij Koninklijk Besluit van 25 februari 1969 werd haar door de toenmalige minister van landsverdediging de medaille toegekend van oorlogsvrijwilliger-strijder.
Bij Ministerieel Besluit van 22 december 1971 kreeg ze de rang van Adjudant van de Weerstand toegewezen als lid van de groepering Vaderlandse Milities, aangesloten bij het Onafhankelijkheids Front (O.F). Hiervoor kreeg ze op 17 januari 1972 een brief met gelukwensen van Fernand Demany, voorzitter-stichter van het OF en van Tine Pletsier, nationaal vereffenaar van de Patriottische Milities, waarin zij aanstippen dat deze onderscheiding de "billijke erkenning is van de uitstekende diensten die ze gedurende de oorlog 1940-1944 aan het land heeft bewezen, evenals de schitterende bekroning van haar loopbaan als weerstander".
Op 15 september 1977 ontving de Ruick het Militair Ereteken 2de klas met palm, met toekenning van het "Oorlogskruis 1940" met palm, als adjudant van de Weerstand, omwille van "de zeer grote diensten bewezen aan de Gewapende Weerstand als lid van de groepering Patriottische Milities".
Op 14 december 1981 werd haar een levenslange rente van jaarlijks 2700 Belgische frank verleend uit hoofde van tijdens de oorlog gepresteerde diensten, door de Nationale Kas voor Oorlogspensioenen.
Een straat in Gent in de deelgemeente Oostakker is naar haar vernoemd.[3]
Privé[bewerken]
Nina de Ruick huwde op 14 mei 1949 Robert Boes, linotypist bij het Gentse dagblad Vooruit. Het echtpaar kreeg drie kinderen.
Bronnen, noten en/of referenties
|
Dit artikel "Nina de Ruick" is uit Wikipedia. De lijst van zijn auteurs is te zien in zijn historische en/of op de pagina Edithistory:Nina de Ruick.